Even zozeer als dat momenteel het dagelijkse leven door het COVID-19 virus is ontregeld, zo was dit het geval in de vroegmoderne tijd. Na de eerste grote uitbraak van de Zwarte Dood in 1347/51, waarbij naar schatting een derde van de Europese bevolking om het leven zou zijn gekomen, keerde de pest geregeld terug. Gemiddeld kwam elke generatie, dus circa iedere 30 jaar, in aanraking met een epidemie. Deze waren lang niet zo hevig als de allereerste, en op den duur raakte de Europese bevolking er tot zekere mate resistent voor. Slechts wanneer een uitbraak samenhing met andere negatieve invloeden op de demografie, was de schade groter. Een zo'n geval had plaats in Noord-Brabant in de zomer van 1604. Op het platteland werd zwaar gevochten, de bevolking had te kampen met economische schade (probeer maar eens veilig de oogst binnen te halen met strijdende legers in het gebied) en leed honger. In combinatie met warme zomermaanden was dit een ideale omstandigheid voor de pest. In het dorp Oisterwijk, trotse hoofdplaats van een van de regio's, stierven in deze periode 105 mensen aan pest, ongeveer 10% van de bevolking. Het begraafregister, waarin de pastoor optekende wanneer hij mensen ter aarde had besteld staat dus vol met slachtoffers ‘ex peste’, soms hele gezinnen. Daarnaast waren er nog enkele andere ongewone oorzaken: bij een paar namen lezen we 'ex morbillis' (door mazelen), en een enkeling 'occisa est' (is gedood).
Bron: Tilburg, Regionaal Archief, Doop-, Trouw- en Begraafregisters van Oisterwijk, inv. nr. 1, fol. 104r (juli 1604)
NB 1: De kruisjes voor de namen hoeven niet te worden overgenomen
NB 2: Hetzelfde geldt voor de accolades met aantekening 'ex peste'
NB 3: De posten die in de rechtermarge zijn toegevoegd, mag je chronologisch invoegen in de lijst, onder de posten die al van die datum zijn en tussen ronde haakjes - zie bijv. 4e regel: ‘Neel van Cuelen den 5 julij’
NB 4: De afkorting 'huijsf' bij enkele namen betekent 'huijsfrouw'
NB 5: De twee onderste, doorgehaalde posten mag je overslaan