Overslaan en naar de inhoud gaan

Hubertus met de schoppenboer

Met het invoeren van de Franse Code Napoléon werd de zorg voor vondelingen een overheidstaak. Ook in Maastricht richtte de lokale overheid een burgerlijk vondelingenhuis op. Tussen 1803 en 1823 werden daar honderden kinderen te vondeling gelegd op de stoep of in de rol, een draaiende schuif in de muur van het tehuis. Soms gaf de moeder het kind een briefje mee met de naam van het kind of zelfs een lintje, doorgesneden speelkaart of stukje stof in de hoop dat ze daarmee het kind in de toekomst weer kon identificeren en ophalen. Lees hieronder de vondelingenakte van de acht dagen oude Hubertus, gevonden met een halve speelkaart.

Historisch Centrum Limburg, Burgerlijke stand Maastricht, toegangsnr. 12.059, inv.nr. 695.

niveau
  • Op heden den tienden junij achttien honderd twee en
    twintig, ten drie ure des namiddags, is voor ons lid van
    den raad, gedelegeerd tot de zaken van den burgerlijken
    stand der stad Maastricht, gecompareerd Josephina
    Albert, zonder beroep, dogter van den huishouder van het
    Vondelings-huis, oud vijf en twintig jaren, woonagtig op de
    Linkule straat, dewelke ons verklaard heeft dat op
    voorgisteren, ten half twaalf ure s avonds, in de rol
    geplaatst aan voormeld huis een jong kind gevonden
    en dadelijk en tot nader orde in hetzelve
    opgenomen is geworden. Alwelk kind van ons
    is worden vertoond ingewikkelt in twee stukken bruin
    rood en blauw gestreepten tierentaaij, een linne doek en een 
    linne navelbandje en gekleed met een linne hembd, met
    een neteldoeke streep omzet, een wit bazijne lijfje, met
    een gaze streep omzet, een perkale musje, een wit
    en rood catoene musje, een oud catoene halsdoekje, hebbe
    de om deszelfs lijf een stuk gaze, waar in zich
    bevondt de nevensgaande schuins doorgesneden kaart zijnde 
    Schoppenboer, waar op geschreven stond gedoop in
    St. Servaes, Hubertus. Na bezigtiging van
    dit kind hebben wij erkend dat het van het manne-
    lijk geslacht was, schijnende omtrent acht dagen
    oud te zijn en dat het geene bijzondere lidteekens
    op zijn lighaam had. Terstond hebben wij
    hetzelve ingeschreven onder de voornaam en naam van
    Hubertus Larik en hebben bevolen, overeenkomstig
    artikel 58 van het Burgerlijk Wetboek, dat tot
    nadere dispositie der edel groot achtbare heeren
    Gedeputeerde Staten dezer provincie evengenoemd
    kind in opgemeld vondelings-huis zal worden
    opgenomen.

  • Op heden den tienden junij achttien honderd twee en
    twintig, ten drie ure des namiddags, is voor ons lid van
    den raad, gedelegeerd tot de zaken van den burgerlijken
    stand der stad Maastricht, gecompareerd Josephina
    Albert, zonder beroep, dogter van den huishouder van het
    Vondelings-huis, oud vijf en twintig jaren, woonagtig op de
    Linkule straat, dewelke ons verklaard heeft dat op
    voorgisteren, ten half twaalf ure s avonds, in de rol
    geplaatst aan voormeld huis een jong kind gevonden
    en dadelijk en tot nader orde in hetzelve
    opgenomen is geworden. Alwelk kind van ons
    is worden vertoond ingewikkelt in twee stukken bruin
    rood en blauw gestreepten tierentaaij, een linne doek en een 
    linne navelbandje en gekleed met een linne hembd, met
    een neteldoeke streep omzet, een wit bazijne lijfje, met
    een gaze streep omzet, een perkale musje, een wit
    en rood catoene musje, een oud catoene halsdoekje, hebbe
    de om deszelfs lijf een stuk gaze, waar in zich
    bevondt de nevensgaande schuins doorgesneden kaart zijnde 
    Schoppenboer, waar op geschreven stond gedoop in
    St. Servaes, Hubertus. Na bezigtiging van
    dit kind hebben wij erkend dat het van het manne-
    lijk geslacht was, schijnende omtrent acht dagen
    oud te zijn en dat het geene bijzondere lidteekens
    op zijn lighaam had. Terstond hebben wij
    hetzelve ingeschreven onder de voornaam en naam van
    Hubertus Larik en hebben bevolen, overeenkomstig
    artikel 58 van het Burgerlijk Wetboek, dat tot
    nadere dispositie der edel groot achtbare heeren
    Gedeputeerde Staten dezer provincie evengenoemd
    kind in opgemeld vondelings-huis zal worden
    opgenomen.

  • Op heden den tienden junij achttien honderd twee en
    twintig, ten drie ure des namiddags, is voor ons lid van
    den raad, gedelegeerd tot de zaken van den burgerlijken
    stand der stad Maastricht, gecompareerd Josephina
    Albert, zonder beroep, dogter van den huishouder van het
    Vondelings-huis, oud vijf en twintig jaren, woonagtig op de
    Linkule straat, dewelke ons verklaard heeft dat op
    voorgisteren, ten half twaalf ure s avonds, in de rol
    geplaatst aan voormeld huis een jong kind gevonden
    en dadelijk en tot nader orde in hetzelve
    opgenomen is geworden. Alwelk kind van ons
    is worden vertoond ingewikkelt in twee stukken bruin
    rood en blauw gestreepten tierentaaij, een linne doek en een 
    linne navelbandje en gekleed met een linne hembd, met
    een neteldoeke streep omzet, een wit bazijne lijfje, met
    een gaze streep omzet, een perkale musje, een wit
    en rood catoene musje, een oud catoene halsdoekje, hebbe
    de om deszelfs lijf een stuk gaze, waar in zich
    bevondt de nevensgaande schuins doorgesneden kaart zijnde 
    Schoppenboer, waar op geschreven stond gedoop in
    St. Servaes, Hubertus. Na bezigtiging van
    dit kind hebben wij erkend dat het van het manne-
    lijk geslacht was, schijnende omtrent acht dagen
    oud te zijn en dat het geene bijzondere lidteekens
    op zijn lighaam had. Terstond hebben wij
    hetzelve ingeschreven onder de voornaam en naam van
    Hubertus Larik en hebben bevolen, overeenkomstig
    artikel 58 van het Burgerlijk Wetboek, dat tot
    nadere dispositie der edel groot achtbare heeren
    Gedeputeerde Staten dezer provincie evengenoemd
    kind in opgemeld vondelings-huis zal worden
    opgenomen.

  • Op heden den tienden junij achttien honderd twee en twintig, ten drie ure des namiddags, is voor ons lid van den raad, gedelegeerd tot de zaken van den burgerlijken stand der stad Maastricht, gecompareerd Josephina Albert, zonder beroep, dogter van den huishouder van het Vondelings-huis, oud vijf en twintig jaren, woonagtig op de Linkule straat, dewelke ons verklaard heeft dat op voorgisteren, ten half twaalf ure s avonds, in de rol geplaatst aan voormeld huis een jong kind gevonden en dadelijk en tot nader orde in hetzelve opgenomen is geworden. Alwelk kind van ons is worden vertoond ingewikkelt in twee stukken bruin rood en blauw gestreepten tierentaaij, een linne doek en een  linne navelbandje en gekleed met een linne hembd, met een neteldoeke streep omzet, een wit bazijne lijfje, met een gaze streep omzet, een perkale musje, een wit en rood catoene musje, een oud catoene halsdoekje, hebbe de om deszelfs lijf een stuk gaze, waar in zich bevondt de nevensgaande schuins doorgesneden kaart zijnde  Schoppenboer, waar op geschreven stond gedoop in St. Servaes, Hubertus. Na bezigtiging van dit kind hebben wij erkend dat het van het manne- lijk geslacht was, schijnende omtrent acht dagen oud te zijn en dat het geene bijzondere lidteekens op zijn lighaam had. Terstond hebben wij hetzelve ingeschreven onder de voornaam en naam van Hubertus Larik en hebben bevolen, overeenkomstig artikel 58 van het Burgerlijk Wetboek, dat tot nadere dispositie der edel groot achtbare heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie evengenoemd kind in opgemeld vondelings-huis zal worden opgenomen.

    Let hier op

    Transcribeer de handgeschreven tekst in principe zo letterlijk mogelijk.

    Voor een goede werking van de automatische controle van je invoer en om verschillen in werkwijzen tussen archiefdiensten en onderzoekers te voorkomen, zijn er een paar uitzonderingen op het letterlijk transcriberen afgesproken:

    • Typ een ij voor y, behalve wanneer het echt een y moet zijn (bv. Lyon of hypotheek).
    • Typ afkortingen zoveel mogelijk voluit, behalve bij (samengestelde) woorden die je ook zo uit zou spreken (bv. t'selve blijft dus t'selve en wordt geen het selve).
    • In de oorspronkelijke tekst worden woorden op diverse manieren, al dan niet met streepjes, haaltjes e.d. afgebroken, maar gebruik in je transcriptie altijd een min-
      teken, zoals in modern Nederlands.

    Verschillen tussen kleine letters en hoofdletters, spaties, regeleinden en witregels worden tijdens de controle genegeerd, maar probeer deze voor de leesbaarheid natuurlijk wel zo letterlijk mogelijk over te nemen.

    Uitgebreide informatie over de WSD-transcriptieregels kun je vinden op de pagina Aanwijzingen voor transcripties.

    'Wat staat daer?' is nadrukkelijk bedoeld om het lezen van oude handschriften te oefenen, niet om het maken van transcripties te leren. Wil je over dat laatste meer uitleg? Lees verder >

    veel succes en plezier!