In de ochtend van 5 december 1791 zag de ongelukkige Lambertus Peumans uit Kuringen bij Hasselt zijn hoeve afbranden. Om hem te steunen leverden de schepenen van zijn dorp een verzoekschrift af aan de bestuurders van de omliggende dorpen met het verzoek Lambertus daar te laten bedelen. Bron: RH, Oorkonde van Kuringen, nr. 25.
Wij schout en schepenen der justitie en vrijheijd
Curingen graefschap van Loon lande van Luijk, verklaren
mits desen uijt liefde der gereghtigheijd, ende tot onderstant
der mendige, hoe dat den thoonder dezer, Lambertus Peumans
inwoonder deser vrijheijd, belast met een talrijk huijshouden,
en van een onberispelijk gedrag, het ongeluk
ontmoet heeft van zijne wooninge een doorbouwde
en heghte hoeve op den vijfden december 1791 in den daegraed
door het woedende vuur op korten tijd te zien vernielen
zonder dat zulx aen des zelfs nalatigheijd of die zijner huijsgenoten
kan toegeschreven worden, hebbende de woedende
de woedende vlamme hem enkelijk uijt alle zijne roerende goederen
overgelaten eenige beesten dog niet alle ongeschonden.
Redenen warom wij dezen onzen ongelukkigen en behoeftigen
onderdaen aenbevelen in de mildadigheijd aller menschlievende,
ten eijnde hij na macht en goedertierentheijd van een
jegelijk mag worden geholpen en bijgestaen, met verder verzoek
aen alle heeren en amptenaren, om den zelven toe
te staen het oorlof om binnen der zelve grondgebieden te mogen
om gaen, en des noods hem te handhaven, tegens allen hetgene de
bereijking van zijn oogwit zou kunnen aenkanten. Zullende wij
in alle zoowgelijke gevallen reciproquelijk handelen. In teken der
waerheijd hebben wij deze door onzen amptsschrijver doen onderteekenen
en met onzen gerechtelijken zegel bekragtigen. Actum dezen een en
twintigsten februarij 1792.
Ter ordonnantie W. Baerts secretaris
Wij schout en schepenen der justitie en vrijheijd
Curingen graefschap van Loon lande van Luijk, verklaren
mits desen uijt liefde der gereghtigheijd, ende tot onderstant
der mendige, hoe dat den thoonder dezer, Lambertus Peumans
inwoonder deser vrijheijd, belast met een talrijk huijshouden,
en van een onberispelijk gedrag, het ongeluk
ontmoet heeft van zijne wooninge een doorbouwde
en heghte hoeve op den vijfden december 1791 in den daegraed
door het woedende vuur op korten tijd te zien vernielen
zonder dat zulx aen des zelfs nalatigheijd of die zijner huijsgenoten
kan toegeschreven worden, hebbende de woedende
de woedende vlamme hem enkelijk uijt alle zijne roerende goederen
overgelaten eenige beesten dog niet alle ongeschonden.
Redenen warom wij dezen onzen ongelukkigen en behoeftigen
onderdaen aenbevelen in de mildadigheijd aller menschlievende,
ten eijnde hij na macht en goedertierentheijd van een
jegelijk mag worden geholpen en bijgestaen, met verder verzoek
aen alle heeren en amptenaren, om den zelven toe
te staen het oorlof om binnen der zelve grondgebieden te mogen
om gaen, en des noods hem te handhaven, tegens allen hetgene de
bereijking van zijn oogwit zou kunnen aenkanten. Zullende wij
in alle zoowgelijke gevallen reciproquelijk handelen. In teken der
waerheijd hebben wij deze door onzen amptsschrijver doen onderteekenen
en met onzen gerechtelijken zegel bekragtigen. Actum dezen een en
twintigsten februarij 1792.
Ter ordonnantie W. Baerts secretaris
Wij schout en schepenen der justitie en vrijheijd
Curingen graefschap van Loon lande van Luijk, verklaren
mits desen uijt liefde der gereghtigheijd, ende tot onderstant
der mendige, hoe dat den thoonder dezer, Lambertus Peumans
inwoonder deser vrijheijd, belast met een talrijk huijshouden,
en van een onberispelijk gedrag, het ongeluk
ontmoet heeft van zijne wooninge een doorbouwde
en heghte hoeve op den vijfden december 1791 in den daegraed
door het woedende vuur op korten tijd te zien vernielen
zonder dat zulx aen des zelfs nalatigheijd of die zijner huijsgenoten
kan toegeschreven worden, hebbende de woedende
de woedende vlamme hem enkelijk uijt alle zijne roerende goederen
overgelaten eenige beesten dog niet alle ongeschonden.
Redenen warom wij dezen onzen ongelukkigen en behoeftigen
onderdaen aenbevelen in de mildadigheijd aller menschlievende,
ten eijnde hij na macht en goedertierentheijd van een
jegelijk mag worden geholpen en bijgestaen, met verder verzoek
aen alle heeren en amptenaren, om den zelven toe
te staen het oorlof om binnen der zelve grondgebieden te mogen
om gaen, en des noods hem te handhaven, tegens allen hetgene de
bereijking van zijn oogwit zou kunnen aenkanten. Zullende wij
in alle zoowgelijke gevallen reciproquelijk handelen. In teken der
waerheijd hebben wij deze door onzen amptsschrijver doen onderteekenen
en met onzen gerechtelijken zegel bekragtigen. Actum dezen een en
twintigsten februarij 1792.
Ter ordonnantie W. Baerts secretaris