In de zomer van 1691 werd in het kleine dorp Opleeuw bij Borgloon gefluisterd dat het kind dat Mechel Dunbiers verwachtte, wellicht van Wolter Smets was. Wolter was daarvan niet gediend, en schakelde de gerechtsbode en de schepenen in om zijn naam te zuiveren.
RH, Archief van de schepenbank van Opleeuw, nr. 1, f°131v°.
Afvraeginge van Wolter Smets aen Mechel Dunbiers
Op heden den eersten october een en negentich is
comen voor mij Thomas Timmermans ende Herman
van Langenaecker, schepen der justicie van Oplef
door versuck van Wolter Smets heft hij versocht
aen Loeij Timmermans gerichtsboode van den
eedelen ingebooren Heer Baron de Mettecoven tot
op Oplef, heeft Loeij afgevraeght aen Mechel
Dunbiers, Gurdens dochter, oft sij groet ginck van
den voorschreven Wolter. Sij heeft geantwordt
tegen den bode dat hij met haer niet te doen en
hadt oft sij met hem, tot den tweeden oft den
derden keer en antworden voorders wat dat hij
boode die moeten daer toe te doen had. Alsoe is
de boode gecomen voor ons bovengeschreven attesteren
alteijt bereijt sijne eerste sijne declaratie met sijnen
ijt te bevistigen ende is in hoeijden gekert
ende was onderteeckent Herman van Langenaecker
RH, Archief van de schepenbank van Opleeuw, nr. 1, f°131v°.
Afvraeginge van Wolter Smets aen Mechel Dunbiers
Op heden den eersten october een en negentich is
comen voor mij Thomas Timmermans ende Herman
van Langenaecker, schepen der justicie van Oplef
door versuck van Wolter Smets heft hij versocht
aen Loeij Timmermans gerichtsboode van den
eedelen ingebooren Heer Baron de Mettecoven tot
op Oplef, heeft Loeij afgevraeght aen Mechel
Dunbiers, Gurdens dochter, oft sij groet ginck van
den voorschreven Wolter. Sij heeft geantwordt
tegen den bode dat hij met haer niet te doen en
hadt oft sij met hem, tot den tweeden oft den
derden keer en antworden voorders wat dat hij
boode die moeten daer toe te doen had. Alsoe is
de boode gecomen voor ons bovengeschreven attesteren
alteijt bereijt sijne eerste sijne declaratie met sijnen
ijt te bevistigen ende is in hoeijden gekert
ende was onderteeckent Herman van Langenaecker
RH, Archief van de schepenbank van Opleeuw, nr. 1, f°131v°.
Afvraeginge van Wolter Smets aen Mechel Dunbiers
Op heden den eersten october een en negentich is
comen voor mij Thomas Timmermans ende Herman
van Langenaecker, schepen der justicie van Oplef
door versuck van Wolter Smets heft hij versocht
aen Loeij Timmermans gerichtsboode van den
eedelen ingebooren Heer Baron de Mettecoven tot
op Oplef, heeft Loeij afgevraeght aen Mechel
Dunbiers, Gurdens dochter, oft sij groet ginck van
den voorschreven Wolter. Sij heeft geantwordt
tegen den bode dat hij met haer niet te doen en
hadt oft sij met hem, tot den tweeden oft den
derden keer en antworden voorders wat dat hij
boode die moeten daer toe te doen had. Alsoe is
de boode gecomen voor ons bovengeschreven attesteren
alteijt bereijt sijne eerste sijne declaratie met sijnen
ijt te bevistigen ende is in hoeijden gekert
ende was onderteeckent Herman van Langenaecker