Op huyden date nabeschreven hebben die edele heeren
huijsmeesters vant Bartholomeigasthuijs binnen
Utrecht mitte bijgewesene broeders
aenbestaeijt aen meester Maximiliaen van
Gucht te maecken tseventich ellen tapeet-
werck, wesende een bosgagie verciert met
bloemen, vogelen ende allerhande gedierten met
een huijsken, lanen ende dorpen, hem bij de
aenneminge gedemonstreert ende
aengewesen, accorderende op het tapeet
dat jegenwoordich op de edele heeren camer
in den voorschreven gasthuijse hangende is,
curieuselijck gemaeckt van de schoonste ende
beste stoffen, heel rijck ende blijde met sijde
versien sonder dat daerinne eenich pinceel
ofte verwen sullen worden gebruijckt,
elcke elle met vierhondert ses ende vijftich
kettendraeijen versien, ende dit yeder elle
vierkant voor de somme van negen gulden
thien stuijvers, dies hij gehouden wert de figure
van den heere van Gaesbeeck als
fundateur van desen huijse ten halven lijve met
silver ende gout in sijn harnas op een viercant
te stellen omme hetselve in een lijst op
te mogen hangen, ende voorts alle de
wapens van de tegenwoordige als noch
nieuwe, aencomende broeders die noch
onbekent sijn, conform het ander tapeet,
tot allen tijden voor het selve gelt daertoe
te maecken ende tot den lesten te suppleren,
als hij aennemer oock gehouden sal wesen
het voorschreven tapeet wel met goet canefas
ofte lijwaet daertoe dienstich (gelijck
het ander tapeet) te besetten ende het
selve in desen gasthuyse te leveren voor den
eersten julij ouden stijll anno 1644, ende in
cas het selve tapeet tot contentement
van de edele heeren huysmeesters gemaeckt is,
sal hem aennemer in plaetse van negen gulden
thien stuyvers voor ieder elle vierkant toegeleijt
worden thien gulden. Aldus geaccordeert ter
presentie van de edele heeren Van Lintschooten,
D’Ableing, Wijck, Quint ende Buijser op den
16e februarij 1644