Tussen 1798 en 1814 werden duizenden jongemannen uit de Zuidelijke Nederlanden ingelijfd in de legers van het revolutionaire en napoleontische Frankrijk. Dit lot viel ook Norbertus Noreel uit Woumen, een dorp in de omgeving van de West-Vlaamse stad Diksmuide, te beurt. In 1805 stuurde Norbertus vanuit het verre Acqui Terme in Piëmont een brief naar zijn familie waarin hij een levendige beschrijving geeft van het soldatenleven en de geneugten van de streek. Aangezien Norbertus zelf niet kon schrijven, liet hij de brief opstellen door een medesoldaat.
Uitzonderingen op de transcriptie-aanwijzingen die ‘Wat staat daer?’ hanteert:
- Doorstreepte woorden dienen niet getranscribeerd te worden.
- Transcribeer de twee stukjes tekst onderaan de tweede pagina als twee afzonderlijke regels.
Acqui den 25 augusti 1805
Zeer beminde vaeder en moeder
ende broeders
In antwoorde van ulieden geeerden brief van den
8 deeser zoo laet ik ulieden weeten als dat
ick tot heeden dags nog godts zij gelooft de
voolle gesondtheijt genieten en ock dat het
't geluck hebben gehad van den 20 van deezen
maent mijn geld te ontfangen waer bij dat ik
gehel blijde zijn want het lastijgh is om
leeven als wij niet een oorden geld in ons beurse
en hebben gij liden en moet geen vreese nog
benouwtheijdt hebben dat ick het gedt zal aen
den hals bringen als het niet noodijgh en is
ick zal wel tragten van al zoo wel te leeven
onder de troupen als als dat ik noeijt het
ongeluck zoude gehad hebben van daer onder te
coomen wij zijn met vier companien van het derde
bataillion den 8 deezer naer Acqui vertrocken die twalf
heuren over Asti is en het eerste en tweede
batalion is naer Alixanderien, die nog zeeven huren
voorder is de efft is tot Asti van ons
bataillion en het vierde geheel in den teijdt dat wij
vertrockken zijn van Asti zoo zeggen zij dat er nog
conschrijn zijn areveert ik last de compalamenten
doen doen van Carolus van den Abeele en doen vraegen
of gij lieden niet en gijng schreijven den dag daernaer
heeft ik mijn brief ontfangen in de stadt waer dat wij
nu teegenwoordijgh zij wij zijn daer rondom in de bergen
de fruijten zijn daer abondant en de wijn en manqueert
daer niet daer ock een fonteijne in de stadt die ontrent
alle daege een alf duijsent tonnen kookende waeter
geeft als wij daer wijllen eieren in steeken zij zijn
in den teijdt van vijf menuijten genogh en het waeter is er
al zoo claer als selvel wij moeten ock alle twee daegen
de wagte doen ik en hebbe tot nu toe nog geen ordenantie
cleederen gehad en ock ijk zoude wel geerne antwoorde
weeder kreigen zoo gou als gij mijn brief ontfangen heeft
als het niet te veelen en kost en ock al de nieuwmaeren
schreven dat gij weet zoo vaeder ende moeder en broeders
en laet van nieuwe couraege te neemen en misschien
dat ik veele heeder zal 'thuijs zijn als dat wij alle
gaeder peijsen en laet niet van de compalamenten te
doen aen alle mijne vrienden enkennessen
Seer beminde vaeder ende moeder
ende geheel de familie
Geschreeven door Henricus 'Tjonck van Nieuport
Ulieden toegenegen zoon Norbertus Noreel
Acqui den 25 augusti 1805
Zeer beminde vaeder en moeder
ende broeders
In antwoorde van ulieden geeerden brief van den
8 deeser zoo laet ik ulieden weeten als dat
ick tot heeden dags nog godts zij gelooft de
voolle gesondtheijt genieten en ock dat het
't geluck hebben gehad van den 20 van deezen
maent mijn geld te ontfangen waer bij dat ik
gehel blijde zijn want het lastijgh is om
leeven als wij niet een oorden geld in ons beurse
en hebben gij liden en moet geen vreese nog
benouwtheijdt hebben dat ick het gedt zal aen
den hals bringen als het niet noodijgh en is
ick zal wel tragten van al zoo wel te leeven
onder de troupen als als dat ik noeijt het
ongeluck zoude gehad hebben van daer onder te
coomen wij zijn met vier companien van het derde
bataillion den 8 deezer naer Acqui vertrocken die twalf
heuren over Asti is en het eerste en tweede
batalion is naer Alixanderien, die nog zeeven huren
voorder is de efft is tot Asti van ons
bataillion en het vierde geheel in den teijdt dat wij
vertrockken zijn van Asti zoo zeggen zij dat er nog
conschrijn zijn areveert ik last de compalamenten
doen doen van Carolus van den Abeele en doen vraegen
of gij lieden niet en gijng schreijven den dag daernaer
heeft ik mijn brief ontfangen in de stadt waer dat wij
nu teegenwoordijgh zij wij zijn daer rondom in de bergen
de fruijten zijn daer abondant en de wijn en manqueert
daer niet daer ock een fonteijne in de stadt die ontrent
alle daege een alf duijsent tonnen kookende waeter
geeft als wij daer wijllen eieren in steeken zij zijn
in den teijdt van vijf menuijten genogh en het waeter is er
al zoo claer als selvel wij moeten ock alle twee daegen
de wagte doen ik en hebbe tot nu toe nog geen ordenantie
cleederen gehad en ock ijk zoude wel geerne antwoorde
weeder kreigen zoo gou als gij mijn brief ontfangen heeft
als het niet te veelen en kost en ock al de nieuwmaeren
schreven dat gij weet zoo vaeder ende moeder en broeders
en laet van nieuwe couraege te neemen en misschien
dat ik veele heeder zal 'thuijs zijn als dat wij alle
gaeder peijsen en laet niet van de compalamenten te
doen aen alle mijne vrienden enkennessen
Seer beminde vaeder ende moeder
ende geheel de familie
Geschreeven door Henricus 'Tjonck van Nieuport
Ulieden toegenegen zoon Norbertus Noreel
Acqui den 25 augusti 1805
Zeer beminde vaeder en moeder
ende broeders
In antwoorde van ulieden geeerden brief van den
8 deeser zoo laet ik ulieden weeten als dat
ick tot heeden dags nog godts zij gelooft de
voolle gesondtheijt genieten en ock dat het
't geluck hebben gehad van den 20 van deezen
maent mijn geld te ontfangen waer bij dat ik
gehel blijde zijn want het lastijgh is om
leeven als wij niet een oorden geld in ons beurse
en hebben gij liden en moet geen vreese nog
benouwtheijdt hebben dat ick het gedt zal aen
den hals bringen als het niet noodijgh en is
ick zal wel tragten van al zoo wel te leeven
onder de troupen als als dat ik noeijt het
ongeluck zoude gehad hebben van daer onder te
coomen wij zijn met vier companien van het derde
bataillion den 8 deezer naer Acqui vertrocken die twalf
heuren over Asti is en het eerste en tweede
batalion is naer Alixanderien, die nog zeeven huren
voorder is de efft is tot Asti van ons
bataillion en het vierde geheel in den teijdt dat wij
vertrockken zijn van Asti zoo zeggen zij dat er nog
conschrijn zijn areveert ik last de compalamenten
doen doen van Carolus van den Abeele en doen vraegen
of gij lieden niet en gijng schreijven den dag daernaer
heeft ik mijn brief ontfangen in de stadt waer dat wij
nu teegenwoordijgh zij wij zijn daer rondom in de bergen
de fruijten zijn daer abondant en de wijn en manqueert
daer niet daer ock een fonteijne in de stadt die ontrent
alle daege een alf duijsent tonnen kookende waeter
geeft als wij daer wijllen eieren in steeken zij zijn
in den teijdt van vijf menuijten genogh en het waeter is er
al zoo claer als selvel wij moeten ock alle twee daegen
de wagte doen ik en hebbe tot nu toe nog geen ordenantie
cleederen gehad en ock ijk zoude wel geerne antwoorde
weeder kreigen zoo gou als gij mijn brief ontfangen heeft
als het niet te veelen en kost en ock al de nieuwmaeren
schreven dat gij weet zoo vaeder ende moeder en broeders
en laet van nieuwe couraege te neemen en misschien
dat ik veele heeder zal 'thuijs zijn als dat wij alle
gaeder peijsen en laet niet van de compalamenten te
doen aen alle mijne vrienden enkennessen
Seer beminde vaeder ende moeder
ende geheel de familie
Geschreeven door Henricus 'Tjonck van Nieuport
Ulieden toegenegen zoon Norbertus Noreel