Nicolaes (later griffier van de lakenhal), Margareta, Cornelia, Martina, Elisabeth en Barbara erfden van hun vader, de stadsgriffier mr. Nicolaes Gillis negen huizen ‘opden Guldenberch’. Adriaen Dijck erft het huis Den Beer, gelegen in de nabijheid van het Tapetsierspand.
Valt hem ook het huis Sint Jans in de Huydevettersstraete ten deel en wat gebeurt er precies met de hoeve bij Bockhout?
Ik heb vandaag de hele dag aan deze transcriptie gewerkt. Ik ben erg erkentelijk voor correcties!
Dik gedrukt namen, huisnamen, plaatsen en waar ik twijfel over mijn transcriptie.
[GRAAG NOG NAZIEN]
391r
In de kantlijn:
Jan de Pape
Voor hen selve en inden
… en[de] hen sterck
… voor
… voor Barbara
Gielis oyck sijne sustere
bagijne op[‘]t Bagijnhoff
alhier
Heur va[der] Halmalt
Willem Dijck mr. Cornelissone wijlen in sijnen leven griffier deser
stadt was daer moeder aff was jouffr[ouw]e Margareta Halffhuis
ex prima mr. Adriaen Dijck sijn broeder gesworen griffier deser
stadt ex secunda, Cornelis Dijck gesworen waeghmeester deser
stadt ex tertia, Niclaes Gielis gesworen procureur alhier mr. Niclaessone
wijlen in sijnen leven oyck griffier deser stadt was, daer moeder
aff was Jouffrouwe Elysabeth Dijck des voorn[oemde] Willems Dijck
suster was jouffr[ouw]e Margareta Gielis sijn suster weduwe wijlen
mr. Dominicus Wagemaker oijck in sijnen leven griffier deser stadt
was + [doorgehaalde tekst: cum tutore], Cornelia Gielis oyck sijn suster met Jacques
Paesschuys ens marito et tutore, Elysabeth Gielis oyck sijn suster
out XXVII [27] jaren cum tutore Martina Gielis oyck sijn suster
met Carel Foreest ens marito et tutore [doorgehaalde tekst: en[de] Barbara Gielis]
[doorgehaalde tekst: oyck sijn suster bagijne op[‘]t Bagijnhoff alhier cum tutore] tsamen
ex quarta partibus. Bekenden ende verlijden onderlingen in
ale partijen, dat sij wel en[de] minlick met makanderen gepaert
gescheyden en[de] gedeylt hebben, de gronden van erven ende
erffrenten naebescreven, hen toecomen bleven en[de] verstornen [ingevoegd: eensdages] mits
der doot en[de] afflijvicheijt van[de] voorn[oemde] wijlen mren. Cornelise Dijck
en[de] Jouffr[ouw]e Margareta Halffhuys heuren vader en[de] moeder grootvader
en[de] grootmoeder wijlen en[de] eensdeels van wijlen jouffr[ouw]e Anna
Dijck weduwe was wijlen Henricx van Beeringen heurer comparanten
suster en[de] moeye respective, en[de] dat inder manieren navolgende,
te wetene dat den voorn[oemde] Willeme Dijck bij den voorn[oemde] Cornelise
Dijck sijnen broeder goet gedaen selen worden de somme van vierhondert
ponden Vleems eens, die de voorn[oemde] Cornelis Dijck vanwegen des
voorn[oemde] Willems Dijck, aen[de] voorn[oemde] Mren. Adriane Dijck en[de] aen[den] voorn[oemde]
kinderen wijlen mr. Niclaes Gielis, met drije verscheyden schultbrieven
op heden voor ons gepasseert, goet gedaen heeft. Item de
voorn[oemde] Mr. Adriaen Dijck, sal hebben en[de] behouden pro se effens, ierft
een huys cum f[und]o et pertinen[tibus] omnibus gestaen en[de] gelegen bijden
391v
Tapetsiers pandt alhier naest [‘]t huys ghenaempt Den Beer, ende
dit mette huyskere daer aff verschenen sedert Bamisse
a[nn]o vijffentachtentich lestleden, waer segt de voorn[oemde] mr.
Adriaen Dijck gehouden sal wesen te betalen den achterste van[de]
vijggenvijftich gul[dens] thien stuyvers erfflick, die jouffrouwe
Catlijne vander Noot op[‘]t voorn[oemde] huys heffende is verschenen inden?
den thienden octobris a[nn]o vijffentachtentich lestleden. geestmeert?
[‘]t voorn[oemde] huys boven de vijffenvijftich gul[dens] thien stuyvers erffl[ick]
voorn[oemde] daer jaerlicx wtgaende op negenentachtentich gul[dens]
thien stuyvers erffl[ick], item de vijffentwintich gul[dens] seventhien
stuyvers een blanck erffl[ick] metten achtersstelle daer aff verschenen
sedert Bamisse a[nn]o XVC vijffentachtentich [1585], dienen jaerlicx
heffende is op[’]t voor[oemde] huys genaempt den Beer bijden
Tapetsiers pandt gestaen, ende daer toe noch een schultbrieff
van vijffenviertich guld[ens] erffl[ick] metten achterstelle, die de
voorn[oemde] Willem Dijck XXVIIIen [28] augusti a[nn]o XVC LXXXIIII [1584] der voor[noemde]
wijlen Jouffrouwe Anna Dijck voor scepen[en] deser stadt bekent
heeft gehadt schuldich te sijne dies sal de voorn[oemde] mr. Adriaen
Dijck schuldich en[de] gehouden wesen wt dese syne partaige
den gemeynen sterffhuyse goet te doen thien gul[dens] erfflick
ingaende ten voorn[oemde] Bamisse vijffentachtentich, te
quytene t[‘]sijnre goeder moeyten t[‘]eenmale den penn[incke] sesthiene
met ganghbaren en[de] gepermitteerden gelde, item de
voorn[oemde] Cornelis Dijck sal daer tegen hebben en[de] behouden pro
se et suus, eene hoeve mette huysinge hove landen weyde bossken
f[und]o et pertinen[tibus] omnibus groot vijffentwintich bunderen bussel
min oft meer gelegen onder Bockhout opden wech van Lyere [Lier]
die Peeter van Campen in hueren gehadt heeft ende noch
eene stede met huyse hove ende lande gestaen en[de] gelegen
in twee parcheelen tot Bockhout voors. inde Huevelstrate
aldaer groot tsamen omtrent een bundere die Jan Verstijlen
in hueren heeft, geëstimeert de voorn[oemde] hoeve en[de] stede tsamen
boven de sesse guld[ens] IX st[uyver]s port? IX brp? aen[de] hertoge van Brabant
nu den heere van Canti[n]crode wesende den Wilderchijs, boven te
ploech penn[incke], boven de sesse stuyvers, blanck IIII st[uyvers]? brp? in diversche
chijsen en[de] boven noch vier veertelen rogx lijffrenten ten lijve
van Catlijne Pancras, vanwelcke vier veertelen rogx lijffrenten
de voorn[oemde] Cornelis Dijck gehouden sal wesen te betalen djaer
achterstels te verschijnene in meye sessentachtentich naestcomen[de]
op dryehondert gul[dens] erffl[icke], item sal de voorn[oemde] Cornelis
Dijck hebben en[de] ontfangen alle actiën van verschenen pachten van[den]
voorn[oemde] hoene en[de] stede en[de] daer tegen betalen alle dachterstellen
392r
In de kantlijn:
fidem
…O.V. voorn[oemde] ..vent ende
… dat van verbanden
Vande chijsen als voor daer wthaende, des sal de voors. Cornelis
Dijck schuldich en[de] gehouden wesen den voorn[oemde] Willeme Dijck sijnen broeder
goet de doene de voorn[oemde] vierhondert ponden als[ulcks / ulcken?] eens gel[ijck] hij de
selve van wegen des voorn[oemde] Willems Dijck op heden met drije verscheyden
schultbrieven voor ons gepasseert, aen[de] voorn[oemde] mren. Adriane Dijck
en[de] aen[de] kinderen des voorn[oemde] wijlen mr. Niclaes Gielis, goet gedaen heeft
met welcke drije schultbrieven, selen gecasseert en[de] doot blijven de
twee schultbrieven elck van vyffenveertich gul[dens], erfl[ick] metten achterstelle
die de voorn[oemde] Willem Dijck den voorn[oemde] mren. Adriane Dijck en[de] der voorn[oemde]
wijlen jouffr[ouw]e Anna Dijck en[de] noch gelijcken schultbrieff van vijff
en[de] veertich gul[dens] erfl[ick] metten achterstelle die de selve Willem Dijck
den voorn[oemde] kinderen wijlen mr. Niclaes Gillis XXVIIIen [28] augusti a[nn]o XVC
LXXXIIII [1584] respective bekent heeft gehadt schuldich te sijne. ende de
voorn[noemde] kinderen wijlen mr Niclaes Gillis selen tsamen hebben en[de] behouden
pro se et suus ierft negen huyskens cum f[un]do et pertinen[tibus] omnibus
gestaen ende gelegen opden Guldenberch alhier. Item de twee
Vleemsche nobelen erffl[ick] metten achterstelle daer aff gevallen ende
verschenen, diemen jaerlicx Sint Jansmisse heffende is opde huysinge
genaempt Deycke aende Groote Merct gestaen. Item de vier guld[dens]
erfflick metten achterstelle diemen jaerlicx Sint Jansmisse heffende
is op Franchoijs de Cock goeden tot Walem. Item de achthien
scell..[inge?] brp? erffl[ick] metten achterstelle, diemen jaerl[icx] te Kersmisse heffen[de]
is op[‘]t huys genaempt De Roose in de Keesroije gestaen, en[de] daer
toe de drije stuyvers erffl[ick] metten achterstelle, diemen jaerlicx te
Bamisse heffende is op een huys in[’]t Craeywijck gestaen.
Geëstimeert de voorn[oemde] negen huyskens en[de] vier parcheelen van erffrenten
boven de XXXII [32] st[uyver]s erffl[ick] aen Sinte Elysabetten gasthuyse, boven seven
st[uyver]s een[en] groven? Brp? erfl[ick] eenre Capelrije t[‘]onser vrouwen en[de] boven
noch drije gul[dens] en[de] vier stuyvers erffl[ick] eenre andere capelrije
aldaer al tsamen op hondertvijftich guld[ens] erffl[ick] den penn[incke] sesthiene.
ende selen daer toe noch hebben en[de] ontfangen alle de huyshueren
van[de] voorn[oemde] negen huyskens alnoch open en[de] onbetaelt staende.
volgen[de] der rekenn[inghe] bijden voorn[oemde] Niclase Gielis VIIen decembris lestleden
gedaen, waer tegen sij selen moeten betalen alle d[’]achterstellen
van[de] chijsen als voor wt voorn[oemde] huyskens gaende, al nae luyt
van[de] brieven en[de] bescheede daer aff sijnde, daer aff elck verclaerde
de sijne themwaerdere te hebbene. Ende mits desen soo vertegen
de voorn[oemde] partijen van malcanderen en[de] d[’]een vanden anderen van allen
den gronden van erven en[de] erffrenten voor[oemde] ende schouden malcanderen
en[de] d[’]een den anderen daer aff claerlick quyte t[‘]eenwigen dagen.
Gelovende rcl ende is te wetene dat partijen noch tsamen
onverscheyden ende amerdeijlt behoudende blijven, ierft de huysinge
metter plaetse, achterhuyse, hove stalle, met eenen ganghe
392v
In de kantlijn:
Trp X ?
wtcomende inde Meere [thans Meir] genaempt Sint Jans, gestaen en[de] gelegen
inde Huydevettersstraete alhier opden Laff Jaff nay daer
st[uyver]s erffl[ick] den godshuyse van[de] nonnen. Item van t[‘]negentich gul[dens]
erffl[ick] den kinderen wijlen Bernardinus Bonanocnie. Item daer
[doorgehaalde tekst] XXV [25] gul[dens] erfl[ick] Catlijne Pancras, en[de] van negenhondert
gul[dens] eens den voorn[oemde] mren. Adriane Dijck. Item blijven noch
onverdeylt behoudende de helft van negenthiens gul[dens] seventhien
en[de] eenen halven stuyvers erffl[ick] dienen jaerl[icx] heffende is op
eene groote parte met twee huysen gestaen tegen over de
veste bijden Huydevetterstoren. Item noch de helft van veerthien
gul[dens] erflick opde demeynen in[‘]t quartier van Antwerpen.
Item noch de helft van twintich stuyvers erfl[ick] op[den]? Stale
van Brabant. Item noch de helft van thien gul[dens] erflick
nu geïndicceert op acht gul[dens] erfl[ick] opde stadt van Antwerpen.
Thien noch de helft van gelijcke thiene gul[dens] erfl[ick] oyck
gereduceert op acht gul[dens] erfl[ick] opde voorn[oemde] stadt van Antwerpen.
Item noch de helft van thien gul[dens] erfl[ick] nu gereduceert
op sesse gul[dens] erfl[ick] opde voorn[oemde stadt van Antwerpen. Item
acht gul[dens] erfl[ick] dienen heffende is op een huys in Heyl metter
huysken strate gestaen. Item een[en] schultbrieff van vijffenveertich
gul[dens] erfl[ick] die de voorn[oemde] Willem Dijck schuldich is metten achterstelle
van dien. Item de helft off alle d[‘]actie der voorn[oemde] wijlen jouffr[ouw]e
Anna Dijck competerende inde goeden mette verloopen ende
vruchten van dien gelegen tot Sichenen [Sichem/Zichem] Diest Luweeck [welke stad is dat nu?] en[de]
Rillaer gespecificeert inden staet en[de] inventaris van[den] sterfhuyse
des voorn[oemde] wijlen Henricx van Beeringen. Item de helft van
alle de personele wtstaende schulden soo goede als quade bijde
voorn[oemde] wijlen Henricke van Beeringen achtergelaten gespecificeert
staende inde voorn[oemde] staet en[de] rekenn[inghe], ende daer toe noch de
thien gul[dens] erfl[ick] die mr. Adriaen Dijck als voors. schuldch in
sonder argelist.
Die XIIII [14] Decembris a[nn]o 1585
In de kantlijn:
fidem
De voorn[oemde] Cornelis Dijck Mr. Cornelissone wijlen in sijnen leven
griffier deser stadt was, bekende en[de] verlijde achtervolgende
der scheydinge en[de] deylinge tusschen Willeme [doorgehaalde tekst] Dijck mren.
Adriane Dijck gesworen griffier deser stadt, hem comparant
en[de] den kinderen wijlen mr. Niclaes Gillis op heden voor ons
gepasseert, schuldich te sijne van goeder wettger? schult den
voorn[oemde] mren. Adriane Dijck sijnen broedere de sommme van
393r
In de kantlijn:
fidem
…huysse
voors.
Thienhondert en[de] vijftich gul[dens] den gul[dens] tot twintich stuyvers en[de] een
stuyvers tot drije grcoy.. ? brabants gerekent, welcke voorn[oemde] somme
vrijthienhondertvijftich gul[dens] hij? Comparant geloeff heeft ende
geloeffde mits desen op[‘]t vonnisse parase en[de] reale executie, gel[ijck] al oft
hij bij wethouderen vonnisse deser stadt daer inne alsoo gedinempt
en[de] gecondempeert ware en[de] wij hem daer inne tsijnen verschenen
alsoo dienen en[de] condemperen ? bij deser wel ten wcomevich op te leggen
en[de] te betalen den voorn[oemde] mren. Adriane Dijck oft brengene sbrieffen inder
manieren navolgende te wetene de somme van vijftich gul[dens] daer
aff + Bamisse a[nn]o XVC sessentachtentich [1586], inden gel[ijck] vijftich gul[dens] Kersmisse [doorgehaald: Bamisse]
a[nn]o XVC LXXXVII [1587]. Item gel[ijck] L [50] gul[dens] Kersmisse [doorgehaald: Bamisse] a[nn]o LXXXVIII [(15)88]. Item gel[ijck]
vijftich gul[dens] Kersmisse [doorgehaald: Bamisse] a[nn]o LXXXIX [(15)89] en[de] de resterende achthondertvijftich
gul[dens] Kersmisse [doorgehaald: Bamisse] a[nn]o XVC t[‘]negentich sonder eenich langer vertreck
oft delan. Ende heeft daer vore slecalisken verbonden ende als pandt
metter minnen in handen gegenen te pande gestelt, ierft eene
hoeve mette huysinge, hove, landen, weyde, bosscken, f[und]o et pertinen[tibus]
omnibus, groot vijfentwintich bunderen bussel min oft meer, gelegen
onder Bockhout opden wech van Lyere [Lier], die Peeter van Campe in
hueren gehadt heeft. Item noch eene stede met huyse, hove en[de]
lande gestaen ende gelegen tot Bockhout voors. in twee parcheelen
inde Huevelstrate groot tsamen omtrent een bundere, die Jan Verschijlen
in hueren heeft. Belast de voorn[oemde] hoeve ierft VI [6] gul[dens] IX [9] st[uyver]s part?
IX ts brp erfl[ick] aen[de] hertoge van Brabant nu den heere van Canti[n]crode
wesende den Wilderchijs. Item mette ploech penn[incke]. Item met VII [7] st[uyver]s
een blanck IIII st[uyvers]? brp? in diversche chijsen en[de] met vier veertelen rogx
lijffrenten ten lijve van Catlijne Pancras, sonder meer, soo hij comparant
verclaerde, Et ulterius super se et sua quecumq[ue] et wicumq[ue]. Ende dat dese
hoeve en[de] stede bij hem comparant op heden met twee verscheyden
schultbrieven elck van gel[ijck] thienhondertvyftich gul[dens] eens oyck voor
ons gepasseert den een[en] tot behoeve van[de] voor[oemde] mren. Adriane Dijck en[de]
den anderen tot behoeve van[de] voorn[oemde] kinderen wijlen mtr Niclaes Gillis,
noch belast sijn, die alle beijde selen staen in gelijcken graet ende
ouderdom, sonder dat d[‘]een voor d[‘]ander sal wesen geprefereert.
Ende sal mits d[‘]een doot gecasseert en[de] te nyete sijn en[de] blijven alsulcken
schultbrieff van negenhondert en[de] t[‘]negentich guld[ens] eens, als de
voorn[oemde] Willem Dijck XXVIIIen augusti a[nn]o XVC LXXXIIII [1584] tot behoeve van[de]
voorn[oemde] Mren. Adriane Dijck voor scepen[en] deser stadt bekent heeft gehadt.
Sonder argelist.
Die eode[m]
In de kantlijn:
fidem
De Voorn[oemde] Cornelis Dijck debet den voorn[oemde] mren. Adriane Dijck
393v
gelijcke somme van thienhondertvijftich gul[dens] eens suchveerlijck…
der voorn[oemde] scheydinge te betalene, die verbintenisse ende
belastingen ut in priori contractie, ende sal mits d[‘]een doot
gecasseert en[de] te nyete sijn en[de] blijven alsulcken schultbrieff van
negenhondert ende t[‘]negentich gul[dens] eens, als de voorn[oemde] Willem
Dijck XXVIIIen [18e] augusti a[nn]o XVC LXXXIIII [1584] tot behoeve van[de] voorn[oemde]
wijlen jouffr[ouw]e Anna Dijck weduwe wijlen Henricx van
Beeringen voor scepen[en] deser stadt bekent heeft gehadt sonder
argelist.
Die eodem
In de kantlijn:
fidem
De selve Cornelis Dijck debet Niclase Gillis gesworen procureur
alhier, Jouffrouwe Margareta Gillis weduwe wijlen mr.
Dominicus Wagemaker in sijnen leven griffier deser stadt was,
Cornelia Gillis huysvrouwe Jacques Paeshuys, Martina
Gillis huysvrouwe Carels Foreest en[de] Elysabeth en[de] Barbara
Gillis alle wettige kinderen wijlen mr. Niclaes Gillis, in sijnen leven oyck
griffier deser stadt was, daer moeder aff was jouffr[ouw]e Elysabeth
Dijck, gelijcke somme van thienhondert vijftich gul[dens] eens
achtervolgen[de] der voorn[oemde] scheydinge. Te betalene, de verbintenisse
en[de] belastinge ut in priori contractie. Ende dat dese hoeve en[de] stede
bij hem comparant op heden met twee verscheyden schultbrieven
elck van gelijcke thienhondertvijftich gul[dens] eens oyck voor ons
gepasseert tot behoeve van mren. Adriane Dijck, griffier deser
stadt, noch belast sijn, die alle drije selen staen in gelijcken graet
en[de] ouderdom, sonder dat d[‘]een voor d[‘]ander sal wesen geprefereert.
Ende sal mits d[‘]een doot gecasseert en[de] te nyete sijn en[de] blijven
alsulcken schultbrieff van negenhondert en[de] t[‘]negentich gul[dens] eens
als de voorn[oemde] Willem Dijck XXVIIIen [28e] augusti a[nn]o XVC LXXXIIII [1584] tot
behoeve van de voorn[oemde] kinderen wijlen mr. Niclaes Gillis voor scepen[en]
deser stadt bekent heeft gehadt. Sonder argelist.
Die eodem
Leesaanwijzingen:
Bamisse: de 1e oktober, de betaaldag bij notarissen; van Sint Bavo-mis.
cum fundo et pertinentibus omnibus: met de grond en alles wat er toe behoort
cum tutore: met voogd
die eodem: op dezelfde dag
et ulterius super se et sua quecumq[ue] et wicumq[ue]: en verder op zichzelf en de zijnen?
ex quarta partibus: uit het vierde deel
marito et tutore: echtgenoot en voogd
pro se et suis: voor hem en de zijnen
Sint Jansmisse: 24 juni
ut in priori contractie: betekenis?
392r
Daar heb je inderdaad nogal wat werk aan gehad! Maar complimenten voor het resultaat. Hieronder mijn versie. Ik heb bij de gewijzigde stukjes een > of <> gezet, zodat je daarop kunt zoeken. Sommige aantekeningen in de marge zijn aanvullingen in de lopende tekst, ik heb ze daar waar van toepassing in de lopende tekst geplaatst. Onzeker ben ik nog over de muntsoort genoemd bij de belasting aan de (voormalige) hertog van Brabant, wellicht hebben anderen hier een betere invulling van.
In de kantlijn:
Jan de Pape
Voor he>m selve>n en inden
<name> en[de] he>m sterck
<makende> voor
<<ende> voor Barbara
Gielis oyck sijne sustere
bagijne op[‘]t Bagijnhoff
alhier
He>n.r va[>n] Halmal>e
Willem Dijck mr. Cornelissone wijlen in sijnen leven griffier deser
stadt was daer moeder aff was jouffr[ouw]e Margareta Halffhuis
ex prima mr. Adriaen Dijck sijn broeder gesworen griffier deser
stadt ex secunda, Cornelis Dijck gesworen waeghmeester deser
stadt ex tertia, Niclaes Gielis gesworen procureur alhier mr. Niclaessone
wijlen in sijnen leven oyck griffier deser stadt was, daer moeder
aff was Jouffrouwe Elysabeth Dijck des voorn[oemde] Willems Dijck
suster was jouffr[ouw]e Margareta Gielis sijn suster weduwe wijlen
mr. Dominicus Wagemaker oyck in sijnen leven griffier deser stadt
was + [doorgehaalde tekst: cum tutore] <voor he>m selve>n en inden <name> en[de] he>m sterck <makende> voor>, Cornelia Gielis oyck sijn suster met Jacques
Paesschuys e>ius marito et tutore, Elysabeth Gielis oyck sijn suster
out XXVII [27] jaren cum tutore Martina Gielis oyck sijn suster
met Carel Foreest e>ius marito et tutore [doorgehaalde tekst: en[de] Barbara Gielis] <<ende> voor Barbara Gielis
oyck sijne sustere bagijne op[‘]t Bagijnhoff alhier [doorgehaalde tekst: oyck sijn suster bagijne op[‘]t Bagijnhoff alhier cum tutore] tsamen
ex quarta partibus. Bekenden ende verlijden onderlingen in
al>le partijen, dat sij wel en[de] minlick met makanderen gepaert
gescheyden en[de] gedeylt hebben, de gronden van erven ende
erffrenten naebescreven, hen toecomen bleven en[de] verstor>ven [ingevoegd: eensd>eels] mits
der doot en[de] afflijvicheijt van[den] voorn[oemde] wijlen mren. Cornelise Dijck
en[de] Jouffr[ouw]e Margareta Halffhuys heuren vader en[de] moeder grootvader
en[de] grootmoeder wijlen en[de] eensdeels van wijlen jouffr[ouw]e Anna
Dijck weduwe was wijlen Henricx van Beeringen heurer comparanten
suster en[de] moeye respective, en[de] dat inder manieren navolgende,
te wetene dat den voorn[oemde] Willeme Dijck bij den voorn[oemde] Cornelise
Dijck sijnen broeder goet gedaen selen worden de somme van vierhondert
ponden Vleems eens, die de voorn[oemde] Cornelis Dijck vanwegen des
voorn[oemde] Willems Dijck, aen[den] voorn[oemde] mren. Adriane Dijck en[de] aen[den] voorn[oemde]
kinderen wijlen mr. Niclaes Gielis, met drije verscheyden schultbrieven
op heden voor ons gepasseert, goet gedaen heeft. Item de
voorn[oemde] Mr. Adriaen Dijck, sal hebben en[de] behouden pro se e>t suis, ier>st
een huys cum f[und]o et pertinen[ti>is] omnibus gestaen en[de] gelegen bij den
391v
Tap>itsiers pandt alhier naest [‘]t huys ghenaempt Den Beer, ende
dit mette huys>huere daer aff verschenen sedert Bamisse
a[nn]o vijffentachtentich lestleden, waer <tegen> de voorn[oemde] Mr.
Adriaen Dijck gehouden sal wesen te betalen den achterste>l van[den]
vij>ffenvijftich gul[dens] thien stuyvers erfflick, die jouffrouwe
Catlijne vander Noot op[‘]t voorn[oemde] huys heffende is verschenen <sedert>
den thienden octobris a[nn]o vijffentachtentich lestleden. geest>imeert
[‘]t voorn[oemde] huys >(boven de vijffenvijftich gul[dens] thien stuyvers erffl[ick]
voorn[oemde] daer jaerlicx uutgaende) op negenentachtentich gul[dens]
thien stuyvers erffl[ick], item de vijffentwintich gul[dens] seventhien
stuyvers een blanck erffl[ick] metten achter<>stelle daer aff verschenen
sedert Bamisse a[nn]o XVC vijffentachtentich [1585], die >men jaerlicx
heffende is op[’]t voor[oemde] huys genaempt den Beer bijden
Tap>itsiers pandt gestaen, ende daer toe noch e<[n]>en schultbrieff
van vijffenviertich guld[ens] erffl[ick] metten achterstelle, die de>n
voorn[oemde] Willem Dijck XXVIII>a [28e] augusti a[nn]o XVC LXXXIIII [1584] der voor[noemde]
wijlen Jouffrouwe Anna Dijck voor scepen[en] deser stadt bekent
heeft gehadt schuldich te sijne, dies sal de voorn[oemde] mr. Adriaen
Dijck schuldich en[de] gehouden wesen uut dese sijne partaige
den gemeynen sterffhuyse goet te doen thien gul[dens] erfflick
ingaende ten voorn[oemde] Bamisse vijffentachtentich, te
quytene t[‘]sijnre goeder moeyten t[‘]eenmale den penn[incke] sesthiene
met ganghbaren en[de] gepermitteerden gelde, item de
voorn[oemde] Cornelis Dijck sal daer tegen hebben en[de] behouden pro
se et su>is, eene hoeve mette huysinge hove landen weyde boss>chen
f[und]o et pertinen[ti>is] omnibus groot vijffentwintich bunderen <luttel>
min oft meer gelegen onder Bockhout opden wech van Lyere [Lier]
die Peeter van Campen in hueren gehadt heeft ende noch
eene stede met huyse hove ende lande gestaen en[de] gelegen
in twee parcheelen tot Bockhout voorsz[eyt] inde Huevelstrate
aldaer groot tsamen omtrent een bundere die Jan Verstijlen
in hueren heeft, geestimeert de voorn[oemde] hoeve en[de] stede tsamen
>(boven de sesse guld[ens] IX st[uyver]s port? IX <st[oters]>? aen[den] hertoge van Brabant
nu den heere van Canti[n]crode wesende den wilderchijs, boven >de
ploechpenn[in>gen], boven de sesse stuyvers, blanck IIII st<[oters]>? br<[abants]> in diversche
chijsen en[de] boven noch vier veertelen rogx lijffrenten ten lijve
van Catlijne Pancras, vanwelcke vier veertelen rogx lijffrenten
de voorn[oemde] Cornelis Dijck gehouden sal wesen te betalen djaer
achterstels t>o verschijnene in meye sessentachtentich naestcomen[de]
op dryehondert gul[dens] erffl[ick<>], item sal de voorn[oemde] Cornelis
Dijck hebben en[de] ontfangen alle actien van verschenen pachten van[den]
voorn[oemde] hoe>ve en[de] stede en[de] daer tegen betalen alle dachterstellen
392r
In de kantlijn:
fidem
+ <de voorn[oemde] hoeven ende
pande daer vore verbonden>
vande chijsen als voor daer >uutgthaende, d>ies sal de voorsz[eyde] Cornelis
Dijck schuldich en[de] gehouden wesen den voorn[oemde] Willeme Dijck sijnen broeder
goet >te doene de voorn[oemde] vierhondert ponden <Vl[eem]s> eens gel[ijck] hij de
selve van wegen des voorn[oemde] Willems Dijck op heden met drye verscheyden
schultbrieven voor ons gepasseert, aen[den] voorn[oemde] mren. Adriane Dijck
en[de] aen[den] kinderen des voorn[oemde] wijlen mr. Niclaes Gielis, goet gedaen <ende de voorn[oemde] hoeven ende pande daer vore verbonden heeft,
met welcke drye schultbrieven, selen gecasseert en[de] doot blijven de
twee schultbrieven elck van vijffenveertich gul[dens], erfl[ick] metten achterstelle
die de voorn[oemde] Willem Dijck den voorn[oemde] mren. Adriane Dijck en[de] der voorn[oemde]
wijlen jouffr[ouw]e Anna Dijck en[de] noch gelijcken schultbrieff van vijff
en[de] veertich gul[dens] erf>fl[ick] metten achterstelle die de selve Willem Dijck
den voorn[oemde] kinderen wijlen mr. Niclaes Gillis XXVIII>a [28e] augusti a[nn]o XVC
LXXXIIII [1584] respective bekent heeft gehadt schuldich te sijne. Ende de
voorn[noemde] kinderen wijlen mr. Niclaes Gillis selen tsamen hebben en[de] behouden
pro se et su>is ier>st negen huyskens cum f[un]do et pertinen[ti>is] omnibus
gestaen ende gelegen opden Guldenberch alhier. Item de twee
Vleemsche nobelen erffl[ick] metten achterstelle daer aff gevallen ende
verschenen, diemen jaerlicx Sint Jansmisse heffende is opde huysinge
genaempt D[']eycke aende Groote Merct gestaen. Item de vier guld[dens]
erfflick metten achterstelle diemen jaerlicx Sint Jansmisse heffende
is op Franchoys de Cock goeden tot Walem. Item de achthien
scell[inge] br<[abants]> erffl[ick] metten achterstelle, diemen jaerl[icx] te Kersmisse heffen[de]
is op[‘]t huys genaempt De Roose in de Keesroye gestaen, en[de] daer
toe de drye stuyvers erffl[ick] metten achterstelle, diemen jaerlicx te
Bamisse heffende is op een huys in[’]t Craeywijck gestaen.
Geestimeert de voorn[oemde] negen huyskens en[de] vier parcheelen van erffrenten
>(boven de XXXII [32] st[uyver]s erffl[ick] aen Sinte Elysabetten gasthuyse, boven seven
st[uyver]s een[en] gro<o{te]>n Br<[abants]> erfl[ick] eenre Capelrije t[‘]onser vrouwen en[de] boven
noch drye gul[dens] en[de] vier stuyvers erffl[ick] eenre andere capelrije
aldaer>) al tsamen op hondertvijftich guld[ens] erffl[ick] den penn[incke] sesthiene.
ende selen daer toe noch hebben en[de] ontfangen alle de huyshueren
van[de] voorn[oemde] negen huyskens alnoch open en[de] onbetaelt staende,
volgen[de] der reken<>[inghe]>n bijden voorn[oemde] Niclase Gielis VII>a [7e] decembris lestleden
gedaen, waer tegen sij selen moeten betalen alle d[’]achterstellen
van[de] chijsen als voor uut>e voorn[oemde] huyskens gaende, al nae luyt
van[de] brieven en[de] bescheede daer aff sijnde, daer aff elck verclaerde
de sijne themwaerdere te hebbene. Ende mits desen soo vertegen
de voorn[oemde] partijen van malcanderen en[de] d[’]een vanden anderen van allen
den gronden van erven en[de] erffrenten voor[oemde] ende scho>nden malcanderen
en[de] d[’]een den anderen daer aff claerlick quyte t[‘]ee>uwigen dagen.
Gelovende <etc>. Ende is te wetene dat partijen noch tsamen
onverscheyden ende amerdeijlt behoudende blijven, ier>st de huysinge
metter plaetse, achterhuyse, hove stalle, met eenen ganghe
<van vier<
392v
In de kantlijn:
uutcomende inde Meere [thans Meir] genaempt Sint Jans, gestaen en[de] gelegen
inde Huydevettersstra<>te alhier opden La>st <ierst> <van vier>
st[uyver]s erffl[ick] den go>idshuyse van[de] nonnen. Item van t[‘]negentich gul[dens]
erffl[ick] den kinderen wijlen Bernardinus Bonano>ouy. Item <van>
[doorgehaalde tekst] XXV [25] gul[dens] erfl[ick] Catlijne Pancras, en[de] van negenhondert
gul[dens] eens den voorn[oemde] mren. Adriane Dijck. Item blijven noch
onverdeylt behoudende de helft van negenthien>e gul[dens] seventhien
en[de] eenen halven stuyvers erffl[ick] die>men jaerl[icx] heffende is op
eene groote parte met twee huysen gestaen tegen over de
veste bijden Huydevetterstoren. Item noch de helft van veerthien
gul[dens] erflick opde demeynen in[‘]t quartier van Antwerpen.
Item noch de helft van twintich stuyvers erfl[ick] op>te Sta<ten>
van Brabant. Item noch de helft van thien gul[dens] erflick
nu ge<redu>ceert op acht gul[dens] erfl[ick] opde stadt van Antwerpen.
<Item> noch de helft van gelijcke thiene gul[dens] erfl[ick] oyck
gereduceert op acht gul[dens] erfl[ick] opde voorn[oemde] stadt van Antwerpen.
Item noch de helft van thien gul[dens] erfl[ick] nu gereduceert
op sesse gul[dens] erfl[ick] opde voorn[oemde] stadt van Antwerpen. Item
acht gul[dens] erfl[ick] die>men heffende is op een huys in Heyl metter
>Huy>ckenstrate gestaen. Item e[n]en schultbrieff van vijffenveertich
gul[dens] erfl[ick] die de voorn[oemde] Willem Dijck schuldich is metten achterstelle
van dien. Item de helft off alle d[‘]actie der voorn[oemde] wijlen jouffr[ouw]e
Anna Dijck competerende inde goeden mette verloopen ende
vruchten van dien gelegen tot Sichenen [Sichem/Zichem] Diest Lu>bbeeck en[de]
Rillaer gespecificeert inden staet en[de] inventaris van[den] sterfhuyse
des voorn[oemde] wijlen Henricx van Beeringen. Item de helft van
alle de personele uutstaende schulden soo goede als quade bijde
voorn[oemde] wijlen Henricke van Beeringen achtergelaten gespecificeert
staende inde voorn[oemde] staet en[de] reken>[inghe]n, ende daer toe noch de
thien gul[dens] erfl[ick] die mr. Adriaen Dijck als voors[eyt] schuld>ich is
sonder argelist.
Die XIIII [14] Decembr[is] a[nn]o 1585
In de kantlijn:
fidem
De voorn[oemde] Cornelis Dijck Mr. Cornelissone wijlen in sijnen leven
griffier deser stadt was, bekende en[de] verlijde achtervolgen[de]
der scheydinge en[de] deylinge tusschen Willeme [doorgehaalde tekst] Dijck, mren.
Adriane Dijck gesworen griffier deser stadt, hem comparant
en[de] den kinderen wijlen mr. Niclaes Gillis op heden voor ons
gepasseert, schuldich te sijne van goeder wett>iger schult den
voorn[oemde] mren. Adriane Dijck sijnen broedere de sommme van
393r
In de kantlijn:
fidem
<Kersmi>sse
voors.
thienhondert en[de] vijftich gul[dens] den gul[den<>] tot twintich stuyvers en[de] een
stuyvers tot drije gr<oo[te]n> brabants gerekent, welcke voorn[oemde] somme
<van> thienhondertvijftich gul[dens] hij Comparant geloef>t heeft ende
geloeffde mits desen op[‘]t vonnisse para>te en[de] reale executie, gel[ijck] al oft
hij bij wethouderen vonnisse deser stadt daer inne alsoo ged>uempt
en[de] gecondempeert ware en[de] wij hem daer inne tsijnen vers>uecke
alsoo dienen en[de] condemp>neren bij "Kersmisse dese>n wel <>en>[de] <volcomelick> op te leggen
en[de] te betalen den voorn[oemde] mren. Adriane Dijck oft brenge>re sbrieff>s inder
manieren navolgende te wetene de somme van vijftich gul[dens] daer
aff + Bamisse a[nn]o XVC sessentachtentich [1586], <Item> gel[ijck>e] vijftich gul[dens] Kersmisse [doorgehaald: Bamisse]
a[nn]o XVC LXXXVII [1587]. Item gel[ijck] L [50] gul[dens] Kersmisse [doorgehaald: Bamisse] a[nn]o LXXXVIII [(15)88]. Item gel[ijck]
vijftich gul[dens] Kersmisse [doorgehaald: Bamisse] a[nn]o LXXXIX [(15)89] en[de] de resterende achthondertvijftich
gul[dens] Kersmisse [doorgehaald: Bamisse] a[nn]o XVC t<>negentich sonder eenich langer vertreck
oft dela>y. Ende heeft daer vore s<pecialicken> verbonden ende als pandt
metter minnen in handen gegenen te pande gestelt, ier>st eene
hoeve mette huysinge, hove, landen, weyde, bossc>hen, f[und]o et pertinen[ti>is]
omnibus, groot vijfentwintich bunderen <luttel> min oft meer, gelegen
onder Bockhout opden wech van Lyere [Lier], die Peeter van Campe in
hueren gehadt heeft. Item noch eene stede met huyse, hove en[de]
lande gestaen ende gelegen tot Bockhout voorsz[eyt] in twee parcheelen
inde Huevelstrate groot tsamen omtrent een bundere, die Jan Vers>tijlen
in hueren heeft. Belast de voorn[oemde] hoeve ier>st VI [6] gul[dens] IX [9] st[uyver]s part?
IX <st[oters?]> br<[abant]s> erfl[ick] aen[de] hertoge van Brabant nu den heere van Canti[n]crode
wesende den wilderchijs. Item mette ploechpenn[in>ge]. Item met VII [7] st[uyver]s
een blanck IIII st[<oters]? br>[abants] in diversche chijsen en[de] met vier veertelen rogx
lijffrenten ten lijve van Catlijne Pancras, sonder meer, soo hij comparant
verclaerde, Et ulterius super se et sua quecumq[ue] et <ubi>cumq[ue]. Ende dat dese
hoeve en[de] stede bij hem comparant op heden met twee verscheyden
schultbrieven elck van gel[ijck] thienhondertvyftich gul[dens] eens oyck voor
ons gepasseert den e>[n]en tot behoeve van[de] voor[oemde] mren. Adriane Dijck en[de]
den anderen tot behoeve van[de] voorn[oemde] kinderen wijlen m<>r. Niclaes Gillis,
noch belast sijn, die alle beijde selen staen in gelijcken graet ende
ouderdom, sonder dat d[‘]een voor d[‘]ander sal wesen geprefereert.
Ende sal mits <desen> doot gecasseert en[de] te nyete sijn en[de] blijven alsulcken
schultbrieff van negenhondert en[de] t<>negentich guld[ens] eens, als de
voorn[oemde] Willem Dijck XXVIII>a [28e] augusti a[nn]o XVC LXXXIIII [1584] tot behoeve van[de]
voorn[oemde] Mren. Adriane Dijck voor scepen[en] deser stadt bekent heeft gehadt.
Sonder argelist.
Die eode[m]
In de kantlijn:
fidem
De voorn[oemde] Cornelis Dijck debet den voorn[oemde] mren. Adriane Dijck
393v
gelijcke somme van thienhondertvijftich gul[dens] eens <achtervolgen[de]>
der voorn[oemde] scheydinge te betalene, die verbintenisse ende
belastingen ut in priori contracte, ende sal mits <desen> doot
gecasseert en[de] te nyete sijn en[de] blijven alsulcken schultbrieff van
negenhondert ende t<>negentich gul[dens] eens, als de voorn[oemde] Willem
Dijck XXVIII>a [18e] augusti a[nn]o XVC LXXXIIII [1584] tot behoeve van[de] voorn[oemde]
wijlen jouffr[ouw]e Anna Dijck weduwe wijlen Henricx van
Beeringen voor scepen[en] deser stadt bekent heeft gehadt sonder
argelist.
Die eodem
In de kantlijn:
fidem
De selve Cornelis Dijck debet Niclase Gillis gesworen procureur
alhier, Jouffrouwe Margareta Gillis weduwe wijlen mr.
Dominicus Wagemaker in sijnen leven griffier deser stadt was,
Cornelia Gillis huysvrouwe Jacques Paes>schuys, Martina
Gillis huysvrouwe Carels Foreest en[de] Elysabeth en[de] Barbara
Gillis alle wettige kinderen wijlen mr. Niclaes Gillis, in sijnen leven oyck
griffier deser stadt was, daer moeder aff was jouffr[ouw]e Elysabeth
Dijck, gelijcke somme van thienhondert vijftich gul[dens] eens
achtervolgen[de] der voorn[oemde] scheydinge. Te betalene, de verbintenisse
en[de] belastinge ut in priori contract<>e. Ende dat dese hoeve en[de] stede
bij hem comparant op heden met twee verscheyden schultbrieven
elck van gelijcke thienhondertvijftich gul[dens] eens oyck voor ons
gepasseert tot behoeve van mren. Adriane Dijck, griffier deser
stadt, noch belast sijn, die alle drye selen staen in gelijcken graet
en[de] ouderdom, sonder dat d[‘]een voor d[‘]ander sal wesen geprefereert.
Ende sal mits <desen> doot gecasseert en[de] te nyete sijn en[de] blijven
alsulcken schultbrieff van negenhondert en[de] t<>negentich gul[dens] eens
als de voorn[oemde] Willem Dijck XXVIII>a [28e] augusti a[nn]o XVC LXXXIIII [1584] tot
behoeve van de voorn[oemde] kinderen wijlen mr. Niclaes Gillis voor scepen[en]
deser stadt bekent heeft gehadt. Sonder argelist.
Die eodem
Leesaanwijzingen:
Bamisse: de 1e oktober, de betaaldag bij notarissen; van Sint Bavo-mis.
cum fundo et pertinenti>is omnibus: met de grond en alles wat er toe behoort
cum tutore: met voogd
die eodem: op dezelfde dag
et ulterius super se et sua quecumq[ue] et >ubicumq[ue]: en verder o<ver zichzelf en het zijne (zijn bezit), welke en waar dan ook>
ex quarta partibus: uit het vierde deel
marito et tutore: echtgenoot en voogd
pro se et suis: voor hem en de zijnen
Sint Jansmisse: 24 juni
ut in priori contracte: <zoals tevoren overeengekomen>
Dat was inderdaad een hele klus.
Het geldbedrag waarvan sprake is, is vi guldens ix stuijvers i ort ix mijten brabants
Michel, dank voor de aanvulling! Ik zag die echt even niet...
Super bedankt René! Ik heb de hele tekst met jouw correcties en aanvullingen - dat moet ook veel werk zijn geweest! - doorgenomen en daar veel van geleerd. Dat brengt mij weer een stuk verder. Ik had de tekst in de marge zelf niet zo goed kunnen invullen! Ik begrijp nu ook dat in de kantlijn op fol. 391r er eerst een kruis met een bolletje staat en vervolgens een kruis met twee bolletjes. Deze corresponderen dus met deze tekens in de akte zelf. Maar dan zou:
voor hem selven en inden
name en[de] hem sterck
makende voor
ingevoegd moeten worden na regel 8: suster was
en:
ende voor Barbara
Gielis oyck sijne sustere
bagijne op[‘]t Bagijnhoff
alhier
zou dan ingevoegd moeten worden twee regels verder vóór het doorgehaalde cum tutore.
In de kantlijn op fol. 393r: voorsz. lijkt mij dan te moeten ingevoegd bij de + voor Bamisse (regel 10). In de tekst kan voorsz. dan worden opgelost met voorsz[eyde] Bamisse.
Klopt dat?
Terwijl ik schrijf heeft Michel G, waarvoor veel dank, het geldbedrag opgelost. Schrijf ik het zo goed op in de transcriptie?:
IX st[uyver]s I ort IX [mij]ten br[abant]s
sesse stuyvers, blanck IIII m[ij]ten br[abant]s
Nogmaals veel dank!
Ben het met je eens!
Dank! Ik ben net begonnen met een aanverwante akte en daar kom ik ook niet uit met de margetekst, daarnaast is mij het laatste woord van de 8e regel van onder niet duidelijk:
Felix-Archief Antwerpen. Schepenregister, Isadfiche: BE SA 167118, inv.nr.: SR#385, 1586 register MN I (ff. 395r – 396v).
395r
In de kantlijn:
Jo. J. Damant
+ de voorsz[eyde] Niclaes Gielis
inden name van
++ die henselve
van hij en[de] geloeften
te veraame hem daer
vore sterck maken[de]
Gerardi
Willem Dijck mr. Cornelissone wijlen in sijnen leven griffier
deser stadt was daer moeder aff was jouffr[ouw]e Margareta
Halffhuys ex prima mr. Adriaen Dijck sijn broeder gesworen
griffier deser stadt ex secunda, Cornelis Dijck sijn
broeder, gesworen waeghmeester deser stadt ex tertia,
Niclaes Gielis gesworen procureur alhier mr. Niclaessone
wijlen in sijnen leven oyck griffier deser stadt was, daer
moeder aff was Jouffr[ouw]e Elysabeth Dijck des voorn[oemde] Willems
Dijck suster was jouffrouwe Margareta Gielis sijn suster
weduwe wijlen mr. Dominicus Wagemaker oijck in sijnen
leven griffier deser stadt was, cum tutore, Cornelia
Gielis oyck sijn suster met Jacques Paesschuys eius marito
et tutore, Elysabeth Gillis oyck sijn suster out XXVIIa [27] jaren
cum tutore Martina Gielis oyck sijn suster met Carel
Foreest eius marito et tutore en[de] +
de voorsz[eyde] Niclaes Gielis
inden name van
Barbara Gillis oyck
sijn suster bagijne op[‘]t [doorgehaald: groot] Bagijnhoff alhier ++
die henselve
van hij en[de] geloeften
te veraame hem daer
vore sterck maken[de]
[doorgehaalde tekst: cum tutore]
[ingevoegd: Jacques Paesschuys] tsamen ex quarta partibus. Bekenden en[de] verlijden
onderlinge in alle partijen, dat sij wel ende minlick
met malcanderen gepaert gescheyden en[de] gedeylt hebben, alle de
huysen, gronden van erven en[de] erffrenten hen toecomen bleven
en[de] verstorven, soo mits der doot en[de] afflijvicheijt van[de] voorn[oemde]
wijlen mren. Cornelise Dijck en[de] Jouffr[ouw]e Margareta Halffhuys
heuren vader en[de] moeder, grootvader en[de] grootmoeder wijlen als
oyck van wijlen jouffrouwe Anna Dijck weduwe was wijlen
Henricx van Beeringen heurer comparanten sustere en[de] moeye
respective, en[de] dat inder manieren navolgen[de], te wetene
dat de voorn[oemde] Willem Dijck daer aff sal hebben en[de] behouden pro se
et suis, ierst de acht gul[dens] erflick metten achterstelle daer
aff gevallen en[de] verschenen, dienen heffende is op een huys
gestaen in Heyl metter Huykenstrate. Item noch de soe..
van vierhondert ponden Vleems eens, die de voorn[oemde] mr.
Adriaen Dijck sijn broeder hem gelijck naebescreven wordt in gereede
penn[ingen] opleggen en[de] betalen moet en[de] daer toe noch twee
gul[dens] erfl[ick] die Cornelis Dijck sijn broeder hem oyck in gereede
penn[ingen] tegens den penn[incke] sesthiene opleggen en[de] betalen moet.
Item de voorn[oemde] mr. Adriaen Dijck sal hebben ende behouden pro
se et suis ierst eene hoeve met huysinge, hove, landen, weyde,
Volgens mij staat in de marge:
die sij hierinne
vermaiken ende beloefde
te veraame
hem daervore sterck maken[de]
Het woord soe heeft een verkortingsteken er boven en is een verkorting van so[mm]e
Ook de ommezijde van dit blad geeft mij moeilijkheden om de margetekst te kunnen lezen. Ook een woord in regel 9 van onder kan ik niet thuisbrengen. Bij voorbaat hartelijk dank voor jouw hulp!
395v
In de kantlijn:
Ita
+ te s stegen en[de] te betalen
het jaer verloopt van[de]
voorsz[eyde] tnegentich gul[dens] erfl[ick]
eyckhijsen sa jaer
natsichen hij het daer
v[er]coopen van[de] voorsz[eyde] vijff
en[de] twintich gul[dens] erfl[ick]
te verschijnene al…
LXXXVII [87] naestcomende alle de
verloopen van[de] voorsz[eyde] vier
partijen ? als erfl[ick]
est
bosschen, f[und]o et pertinen[tiis] omnibus, groot vijfentwintich bunderen
luttel min oft meer, gelegen onder Bouckhout opden wech
van Lyere [Lier], die Peeter van Campen in hueren gehadt heeft.
Item noch eene stede met huyse, hove, lande gestaen en[de]
gelegen in twee parcheelen tot Bouckhout voorsz[eyt] inde
Huevelstrate aldaer groot tsamen omtrent een bundere, die Jan
Verstijlen in hueren heeft. Geestimeert de voorn[oemde] hoeve en[de]
stede tsamen (boven de sesse gul[dens] IX [9] st[uyver]s I ort IX [mij]tens br[abant]s aen[den] hertoge
van Brabant nu den heere van Canti[n]crode wesen[de] den Wilderchijs.
boven de ploech penn[inge], boven de sesse st[uyver]s een blanck IIII m[ij]ten br[abant]s in
diversche chijns, boven vier viertelen rogx lijffrenten ten lijve van
Catlijne Pancras en[de] van welcke vier veertelen rogx lijffrenten
de voorn[oemde] mr. Adriaen Dijck gehouden sal wesen te betalen
djair achterstels te verschijnene in meye sessentachtentich naest
comen[de] en[de] boven alle andere oude chijsen van rogge oft gelde
die ter afflijvicheyt van[de] voorn[oemde] wijlen mren. Cornelis Dijck
en[de] jouffr[ouw]e Margareta Halffhuys w[eduw]e voorn[oemde] hoeve en[de] stede
schuldich waren te gane) op [doorgehaalde tekst: hondertvijftich gul[dens] heffende
penn[incke] sesthiene] tweehondertvijftich gul[dens] erfl[ick]. Item sal
de voorn[oemde] mr. Adriaen Dijck hebben en[de] ontfangen alle actien van
verschenen pachten van[de] voorn[oemde] hoeve en[de] stede en[de] daer tegen
betalen alle d[‘]achterstellen van[de] chijsen als voor daer uutgaende.
Item sal noch hebben de huysinge metter plaetse achterhuyse,
hoeve, stalle met eenen nange uutcomende inde Meere [thans Meir] gen[aempt]
Sint Joris gestaen en[de] gelegen inde Huydevetterstrate alhier
geestimeert (boven de vier st[uyver]s. Ierste den goidshuyse van[de]
nonnen).Op tweehondertvijftich gul[dens] erfl[ick] een penn[incke] sesthiene
waer ene gecort tnegentich gul[dens] erfl[ick] den kindern wijlen
Bernardinus Bonanouy. Item vijffentwintich] gul[dens] erfl[ick] Catlijne
Pancras, en[de] negenhondert gul[dens] eens daer vore de voorn[oemde]
huysinge den voorn[oemde] mren. Adriane Dijck special[icken] verbonden was
en[de] hij mits deser aen hem selve is vunende, blijft de bate
achtentseventich gul[dens] vijfftien stuyvers erfl[ick]. Ende sal
daer toe noch hebben de vijffentwintich gul[dens] seventhien st[uyver]s
een blanck erfl[ick] metten achterstelle daer aff verschenen
sedert Bamisse ao XVC vijffentachtentich [1585], diemen jaere heffende
is op[‘]t huys genaempt den Beer bijden Tapitsiers pant gestaen
dies is de voorn[oemde] mr. Adriaen Dijck schuldich en[de] gehouden +
+ te s stegen en[de] te betalen
het jaer verloopt van[de]
voorsz[eyde] tnegentich gul[dens] erfl[ick]
eyckhijsen sa jaer
natsichen hij het daer
v[er]coopen van[de] voorsz[eyde] vijff
en[de] twintich gul[dens] erfl[ick]
te verschijnene al…
LXXXVII [87] naestcomende alle de
verloopen van[de] voorsz[eyde] vier
partijen ? als erfl[ick]
in gereede
penn[ingen] uut tereyckene en[de] te betalene, gelijck hij beloeft bij dese
ierst den voorn[oemde] Willeme Dijck sijne broeder die sal van vier
Het woord vundende is volgens mij vindende.
De margetekst zal voor later zijn, dat lukt mij nu niet meer
Hartelijk dank! Ik publiceer hier alvast het volgende blad, ook daar lastige margetekst. Tot later!
396r
In de kantlijn:
[doorgehaald: + en[de] sal noch schuldich
en[de] gehouden wesen te
d… en[de] te betalen het
fac vercope verschene]
Ita
+en[de] detal mette achterstelle
en[de] erfl[ick] gevallen en[de] verschenen
est
hondert ponden Vleems eens. Item als Cornelis Dijck sijnen
broeder de so[mm]e van vijffhondertvierenvijftich gul[dens] vier st[uyver]s van
XX [20] st[uyver]s tstuck eens, van[den] daer toe noch tot behoeve vanden
gemeynen sterfhuyse de somme van eenhondert sestich gul[dens]
eens [doorgehaald: +]. Item de voorn[oemde]Cornelis Dijck sal daer tegen hebben
en[de] behouden pro se et suis. Ierst een huys cum f[un]do et pertinen[tiis]
omnibus, gestaen en[de] gelegen bijden Tapitsiers pant alhier naest
voorn[oemde] huys genaempt den Beer, en[de] dit mette huyshuere
daer aff verschenen sedert Bamisse a[nn]o vijffentachtentich
lestleden, waer tegen de voorn[oemde] Cornelis Dijck gehounden sal
wesen te betalen den achterstel van[de] vijffenvijftich gul[dens] thien st[uyver]s
erffl[ick] die jouffr[ouw]e Catlijne van[de] Noot op[’]t voorn[oemde] huys heffende
is, verschenen sedert den thienden octobris a[nn]o vijffentachtentich
lestleden, geestimeert tvoorn[oemde] huys, boven de vijfftenvijftich gul[dens]
thien st[uyver]s erfl[ick] voorn[oemde] daer jaerlicx uutgaende op negenentachtenich
gul[dens] thien stuyners erfl[ick]. Item sal noch hebben de helft vanden
vierthien guld[ens] erffl[ick] bedragen[de] seven gul[dens] erffl[ick] diemen heffende is
opde demeynen in[’]t quartier van Antwerpen. Item noch de
helft van Thien guld[ens] erffl[ick] nu gereduceert op acht gul[dens] erffl[ick]
op de stadt van Antwerpen. Item noch de helft van gel[ijck]
thien gul[dens], erffl[ick] oyck gereduceert op acht gul[dens] erffl[ick] opde voorn[oemde]
stadt van Antwerpen. Item noch de helft van thien gul[dens] erfl[ick]
nu gereduceert op sesse gul[dens] erffl[ick] opde voorn[oemde] stadt van Ant[wer]pen +
tsamen dese vier partijen van renten geestimeert op tweelff gul[dens]
erffl[ick], daer aff de voorn[oemde] Cornelis Dyck gehouden is gelijck
hij beloeft bij desen den voorn[oemde] Willeme Dijck sijnen broeder gereet
op te leggene en[de] te betalene twee gul[dens] erfl[ick] bedragende
XXXII [32] gul[dens] eens. Item sal noch hebben vierhondertderthien gul[dens]
sesthien stuyvers eens, die Willem Dijck hem in gereede penn[ingen]
opleggen en[de] betalen moet uute vierhondert ponden Vleems die
mr Adriaen Dijck als voor Willeme Dijck sijnen broedere gereet
opleggen en[de] betalen moet, ende daer toe noch de vijffhondert
vierenvijftich gul[dens] vier stuivers eens, die de voorn[oemde] mr. Adraen
Dijck sijn broeder hem als voor uutreycken en[de] betalen moet,
ende de voorn[oemde] kinderen wijlen jouffrouwe Elysabeth Dijck
selen tsamen hebben en[de] behouden pro se et suis. Ierst mogen
huyskens cum f[un]do et pertinen[tiis] omnibus, gestaen en[de] gelegen opden
Guldenberch alhier. Item de twee Vleemsche nobelen erfli[ck]
metten achterstelle daer aff gevallen ende verschenen diemen jaerl[icx] [Sint] Ja[n]s[misse]
heffende is opde huysinge gen[aempt] D’eycke aende Groote Merct
gestaen. Item de vier gul[dens] erfl[ick] metten achterstelle diemen
Sint Jansmisse heffende is op Franchoys de Cock
Voor de volledigheid hier nog het slot van de akte:
396v
goeden tot Walem. Item de achthien scell[inge] br[abant]s erffl[ick] metten
achterstelle, diemen jaerl[icx] te Kersmisse heffen[de] is op[‘]t
huys genaempt De Roose, in de Keesroye gestaen, en[de] daer
toe de drye stuyvers erffl[ick] metten achterstelle, diemen jaerlicx
te Bamisse heffende is op een huys in[’]t Craeywijck
gestaen. Geestimeert de voorn[oemde] negen huyskens en[de]
vier parcheelen van erffrenten (boven de XXXII [32] st[uyver]s erffl[ick] Sinte
Elysabetten gasthuyse, boven seven st[uyver]s een[en] groo[te]n br[abant]s erfl[ick]
eenre Capelrije t[‘]onser vrouwen en[de] boven noch drye gul[dens] en[de]
vier stuyvers erffl[ick] eenre andere capelrije aldaer uute voorn[oemde]
huyskens gaende) al tsamen op hondertvijftich guld[ens] erffl[ick] den
penn[incke] sesthiene. Item selen noch hebben en[de] ontfangen alle de
huyshueren van[de] voorn[oemde] negen huyskens alnoch open en[de] onbetaelt
staende, volgen[de] der reken[inghe]n bijden voorn[oemde] Niclase Gielis VIIa [7e]
decembris lestleden gedaen, waer tegen sij selen moeten betalen
alle d[’]achterstellen van[de] chijsen, als voor uute voorn[oemde] huyskens
gaende. Item selen noch hebben de helft van negenthiene
gul[dens] seventhien ende eenen halven stuyvers erffl[ick], bedragende
negen gul[dens] achthien stuyvers een blanck erffl[ick] metten achterstelle
daer aff gevallen en[de] verschenen, diemen jaerl[icx] heffende is
op eene groote poorte met twee huysen, gestaen tegenover
de veste bijden Huydevetterstoren, en daer toe noch de
helft van twintich stuyvers erfl[ick] bedragen thien stuyvers erfl[ick]
metten achterstelle , diemen heffende is opde Staten van
Brabant, al nae luyt van[de] brieven en[de] bescheede daer
aff sijnde, daer aff elck verclaerde de sijne themwaerdere
te hebbene. Ende mits desen soo vertegen de voorgen[oemde]
partijen van malcanderen en[de] d[’]een vanden anderen van allen
den huysen, gronden van erven en[de] erffrenten voorgen[oemde]
ende schonden malcanderen en[de] d[’]een den anderen daer aff claerl[ick]
quyte t[‘]eeuwigen dagen. Gelovende etc. Ende is te wetene
dat partijen noch tsamen onverscheyden ende amerdeijlt
behoudende blijven, ierst een[en] schultbrieff van vijffenviertich
gul[dens] erffl[ick] die de voorn[oemde] Willem Dijck schuldich is metten
achterstelle van dien. Item de helft oft alle d[‘]actie der
voorn[oemde] wijlen jouffrouwe Anna Dijck competerende inde
goeden mette verloopen ende vruchten van dien gelegen tot
Sichenen [Sichem/Zichem] Diest Lubbeeck en[de] Rillaer, gespecificeert inden
staet en[de] inventaris van[den] sterfhuyse des voorn[oemde] wijlen
Henricx van Beeringen. Item de helft van alle de
397r
personele uutstaende schulden soo goede als quade bijden
voorn[oemde] wijlen Henricke van Beeringen achtergelaten gespecificeert
staende inde voorn[oemde] staet en[de] reken[inghe]n, ende sal uut het
passeren van dese scheydinge en[de] deylinge doot gecasseert en[de]
te nyete sijn en[de] blijven sullen dagen, alsulcken scheydinge en[de]
deylinge met drye diversche schultbrieven, als sij comparanten
opten XIIIIen decembris a[nn]o vijffentachtentich lestleden voor
scepen[en] deser stadt bekent en[de] gepasseert hebben gehadt. Sonder
argelist.
Secunda aprilis 1586
De tekst in de marge en het vervolg daar op lees ik zo:
# te dragen ende te betalen
het jaer verloop vande
voors. tnegentich guldens erflick
te verschijnen Sint Jansmisse
naestcomende ende het jaer
verloops vande voors.[*] vijff
ende twintich guldens erflick
te verschijnene halffmeert
LXXXVII naestcomende alle de
verloopen vande voors. vier
stuijvers(?) erflick #
in gereede
penningen uut tereyckene ende te betalene, gelijck hij beloeft bij desen
ierst den voornoemde Willeme Dijck sijnen broeder de somme van vier
[*] het woordje voors. kan zowel de betekenis van voorseijt, voorsegt, voorscreven, voorschreven, enz.. hebben. Vandaar dat ik er voor kies om deze afkorting onopgelost te laten.
Hartelijk dank Michel! En inderdaad ook 'de so[mm]e van vier'.
Door jouw hulp heb ik de tekst in de kantlijn van het volgende blad nu ook beter kunnen transcriberen, maar ben niet helemaal zeker:
396r
In de kantlijn:
[doorgehaald: + en[de] sal noch schuldich
en[de] gehouden wesen te
dienen en[de] te betalen het
jaer verloops verschenen]
Ita
+en[de] detal mette achterstelle
en[de] erfl[ick] gevallen en[de] verschenen
est
Een kleine correctie:
Ita
+ende dit al mette achterstellen
daer aff gevallen ende verschenen
est
Merci Michel!
Ik heb nu ook mijn transcriptie op https://watstaatdaer.nl/forum/sr534-1618-uk-ii-fol-429-431 kunnen verbeteren, zie mijn reactie daarop van 1 april. Nog enkele woordjes en de margetekst op fol. 431r baren mij nog moeilijkheden. Deze heb ik aldaar vet gedrukt. Alle hulp is zéér welkom!!
Ik heb hetzelfde gedaan voor https://watstaatdaer.nl/forum/schepenregister-antwerpen-1618-fr-v-fol-1… (zie laatste reactie van 1 april).
Op dit moment kan ik mijzelf niet verder verbeteren, dus alle hulp is zeer welkom!
Alexander Thijs
zei op vrijdag 29 maart 2024 - 19:29