Overslaan en naar de inhoud gaan

De Dag

Naast het gewone volgnummer in de maand (4 of 4e april 1680) kom je in oude teksten regelmatig dagaanduidingen tegen volgens de kerkelijke kalender. Dat gebeurt vooral in middeleeuwse teksten, want na de reformatie kon het gebruik van heiligendagen of (katholieke) kerkelijke feestdagen natuurlijk niet meer.

Bekijk de lijst van feest- en heiligendagen >>

Heiligendagen

De heiligenkalender is in feite een lange lijst van op welke dag het feest van een heilige gevierd werd. Zo’n lijst kan overigens per regio of plaats nog best wel behoorlijk verschillen. Sommige heiligen hadden ook meerdere feestdagen, zoals Sint Petrus: zijn ‘gewone’ feest is op 29 juni, maar daarnaast heb je ook nog “Sint-Pieter-op-de-stoel” (ad cathedram) op 22 februari en “Sint-Petrus-Banden” (ad vincula) op 1 augustus. Ook Mariadagen zijn er meerdere: Maria Lichtmis (purificatio) 2 februari; Maria Boodschap (annunciatio) 25 maart; Maria Visitatie (visitatio) 2 juli; Maria-Ten-Hemelopneming (assumptio) 15 augustus; Maria Geboorte (nativitas) 8 september) en Maria Ontvangenis (conceptio) 8 december.

Er zijn veel meer heiligen dan er dagen in het jaar zijn, maar voor het dateren van stukken werd een beperkt aantal gebruikt. Dat was geen probleem, want met één heilige kon je een periode van wel bijna twee weken bestrijken. Bijvoorbeeld: Sint-Margriet valt op 13 juli. Als dat in een bepaald jaar op dinsdag viel, dan kon je 7 juli aanduiden als de woensdag vóór en 19 juli als de maandag ná Sinte Margriet.

Het Latijn kent voor de dag vóór een heiligendag een aantal aanduidingen: vigilia, pridie, vespera prima, nox, profestum, precedente die of altera die ante. In het Nederlands werd daarvoor vaak het woord avond gebruikt. Dat zit nog steeds in ons taalgebruik met uitdrukkingen als Sinterklaasavond (de dag voor het eigenlijke feest van Sint-Nicolaas op 6 december), Kerstavond (24 december) en Vastenavond (de dag voor Aswoendag, waarop de Vasten begint).

Ook voor de dag ná een heiligendag zijn er Latijnse en Nederlandse aanduidingen. Het Latijn noemt dat crastino, sequenti die, altera die, postridie of postero die. In het Nederlands is dat des anderen daags of morgen. “Ander” betekent tweede en dat klopt, omdat de feestdag zelf werd meegeteld. Daar moet je wel alert op zijn, want zo betekent dus opten derden dag na Sint-Pieter twee, en niet drie dagen na het feest van Sint-Petrus. “Sinterklaasmorgen” is de dag na de feestdag, dus 7 december.

Voor een datering na een heiligendag werd ook de term octaaf gebruikt, de achtste dag na die feestdag. Die dag valt dus precies een week later (want de feestdag zelf wordt meegeteld).

Kerkelijke feestdagen

Hét kerkelijke feest bij uitstek is Pasen. Veel feest- en zondagen zijn aan Pasen gekoppeld (denk aan Hemelvaartsdag en Pinksteren). Pasen heeft geen vaste datum, maar valt op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente. De vroegst mogelijke paasdatum is dus 22 maart, de laatst mogelijke is 25 april. Bij elkaar vijfendertig mogelijke paasdata.

Voor de datering van stukken worden ook de negen zondagen vóór en de acht zondagen ná Pasen gebruikt. Die zondagen worden meestal aangeduid met de beginwoorden van het introitus, het intredegezang van de mis van die betreffende zondag. Zo heb je de zondag Circumdederunt (de  negende zondag voor Pasen),  de zondag Exsurge (de achtste) en zo voort via de zondag Quasimodo of Beloken Pasen (de eerste zondag ná Pasen) tot zondag Trinitatis of Beloken Pinksteren, de achtste zondag na Pasen. Je kunt dus een datering tegenkomen als “de dinsdag na de zondag Laetare”.

Ook Aswoensdag (de woensdag na de zevende zondag vóór Pasen, het begin van de vastentijd); Palmzondag of Palmpasen (de laatste zondag voor Pasen); Witte Donderdag; Goede Vrijdag; Hemelvaart (op de veertigste dag na Pasen, de donderdag na de vijfde zondag na Pasen); Pinksteren (de zevende zondag na Pasen); en een week later het feest van de Heilige Drievuldigheid (Trinitatis) ook wel Sacramentsdag genoemd, worden gebruikt voor het dateren van stukken.

Er zijn nog twee bid- en boetedagen, quatertemperdagen geheten, die afhankelijk zijn van Pasen: de woensdag na Aswoensdag en de woensdag na Pinksteren. Voor al deze dagaanduidingen moet je dus weten op welke dag in een bepaald jaar Pasen valt. Gelukkig zijn daar tabellen voor waarin je dat kunt opzoeken.

Er zijn nog een paar andere kerkelijke feestdagen zonder vaste datum, namelijk de adventszondagen en nog twee andere quatertemperdagen. De vier zondagen die voorafgaan aan Kerstmis (25 december) vormen de periode van de Advent.

Op de eerste zondag van de Advent begint het kerkelijk jaar. Die dag kan op zijn vroegst op 27 november vallen en op zijn laatst op 3 december.

De quatertemperdagen die niet afhankelijk van Pasen zijn, zijn de woensdag na Kruisverheffing (14 september) en de woensdag na Sint-Lucia (13 december).

Klassiek Romeins

In het geval dat je bijvoorbeeld met een vijftiende- of zestiende-eeuwse briefwisseling tussen geleerden te maken krijgt, kun je de ‘pech’ hebben, dat deze mannen hun brieven dateren volgens de klassiek-Romeinse methode. “Pech” omdat dat namelijk een wat omslachtige manier is van dateren.

De Romeinen gingen uit van drie vaste punten in elke maand: de kalenden (calendae), de nonen (nonae) en de iden (idus). De begrippen komen alleen in de meervoudsvorm voor. Dat zijn respectievelijk de eerste, de vijfde en de dertiende dag van de maand.

Maar om het niet al te makkelijk te maken vallen in de maanden maart, mei, juli en oktober de nonen op de zevende en de iden op de vijftiende dag van die maand, dus twee dagen later.

Vanaf die vaste punten wordt teruggeteld, waarbij de begin- en einddag worden meegeteld. Bijvoorbeeld: de tweede dag van de nonen van maart = 6 maart (begin op 7 terug te tellen); de derde dag van de nonen van maart = 5 maart.

Bij de kalenden tel je terug vanaf de eerste dag van de maand, dus dan kom je altijd in de maand ervóór uit: de vierde dag van de kalenden van juni = 29 mei. Wat men dan weer niet doet, is het jaartal aanpassen bij de kalenden van januari. Dus VIII kalendas januarii anno MCCCXII = 25 december 1312 (en niet 1311).

<< Terug naar de Chronologie-pagina

Illustraties

Jacques Callot (Nancy), de H. Ignatius van Antiochië, de Presentatie van Christus in de tempel (Maria-Lichtmis), de H. Blasius en de H. Isidorus van Pelusium (1-4 februari) uit de serie Alle heiligen en de Christelijke feestdagen van het jaar. Uitgegeven te Parijs door Israël Henriet, 1632-1636. Bron: Collectie Rijksmuseum, objectnr. RP-P-OB-20.698.

De vermaakelyke vasten-avond vreugd, volksprent (houtsnede) uitgegeven door Erven de Weduwe Jacobus van Egmont te Amsterdam, 1761-1804. Bron: Collectie Rijksmuseum, objectnr. RP-P-1984-292.

Kerstmis, detail van A. Robyn, De feestgetyden, die men is gewoon te vieren (…), volksprent (houtsnede) met 8 voorstellingen van de kalenderfeesten: Nieuwjaar, Driekoningen, Vastenavond, Palmpasen, Pinksteren, kermis, Sint-Maarten en Kerstmis. Uitgegeven door erven weduwe Cornelis Stichter te Amsterdam, 1715 - 1813. Bron: Collectie Rijksmuseum, objectnr. RP-P-OB-206.955.

Fragment van een Romeinse kalender, collectie Museo Epigrafico, Rome. Fotograaf: Kleuske. Bron: Wikimedia Commons.