16 april 1710
F
D'e[dele] Dirck Lover, van Amsterdam,
capiteyn op den scheepe genaemt
d'Maria Anna, van competenten ouderdom
en heeft ter versoeke van d'heer
Joan Battista van Malsem, coopman
alhier, getuygt en verclaert hoe
waar is:
Dat wanneer hij deposant ind' voorlee[den]
jare 1709 ind' maant van augustus
met 't voorsz[eyde] scheep van Suriname
na Amsterdam is vertrocken, den
requirant in 't cargasoen of retour
onder sijn deposants bewint en[de] directe
in 't voorsz[eyde] schip alsdoen sijnde voor
desselfen portie of aendeel geen meerder
intrest heeft gehadt dan ten beloope
van vijff a 6 oxhoofden suijker en[de]
verders nogh anders niet en[de] dat
d'gemelt heer Jan Battista van Malsem
voor sijn eygen particuliere reekening
sijn deposants wetens geen ander ofte
minder suyker opd[e] voorn[oemde] laeste reyse
int voorsz[eyde] schip d'Maria Anna heeft
gehadt, het geene waarheyt sijnd[e]
presenteert hij deposant dese
der nood sijnd[e] naer te
bevestigen. Present Corn. Schol
en[de] Reijnier Haring als getuygen.
[getekend]
D. Lover
Cornelis Schol
R. Haringh
quod attestor
P. van der Meulen,
nots.
Jan
zei op dinsdag 3 mei 2022 - 14:26