In bijlage een codicil van een voorouder uit 1631 (Jan Pauwelsz, bron: Utrechts archief).
De tekst was redelijk te doen, maar er bleven toch wat vraagtekens over hier en daar.
Wie kan me helpen de tekst compleet te maken?
Ik heb gevonden:
In den name des Heren, amen. Bij den innehouden
deses, jegenwoordig openbaren instrumenten
zij een ….kent(lijck) & openbaer, dat in den
jare na der geboorte ons lieven Heren Jesus Christi,
duijdent sess hondert een ende dartich,
deses Saterdachs densestienden des maents Julij
tussen acht & negen uuren voor den middach off
daer omtrent in mijnen openbaren notaris, bij den
hove van Utrecht geadmitteert & getuijgen ondersz.
hier toe gerequireert …. vertegenwoordicht
gecompareert & verschenen is, in sijn eijgene propere
persone Jan Pauwelsz., wonen(de) in ’t gerecht van
Bunnick, mij not(ari)s well bekent, gaende & staende
& ’t gebruijck zijnre redenen & (ver)stants volcomen
hoe wij not(ari)s & getuijgen ondersz. nijet anders
bekenn(ende) en waren (door godts gratie) machtich sijnde
voorsachte(lijk) & wijse(lijck) aenmercken(de) & overdencken(de)
die menscheli(ijcke) cranckheijt & den mensche alhier op den
aerde met niet seckerder te zijn dan die doot & nije
onseckerder dan die uure als doots. Will(ende) &
begeren(ende) daer omme zijn laetste sterffdach &
die onseckere ure des doots mit ordonnatie &
testamentaire dispositie over ’t naebe(schreven) goet
prevenieren & voorcomen, verclaerde hij comp(aran)t
alsoe hij legg(ende) hadde op Meervelt int gerecht
van Bunnick, seven mergen lants
daer Ghijsbert Lauerenz boven & Gijsbert Adriaensz
beneden naest gelant zijn, offte daer hij ’t mit recht
gelaten hebben, wesende erffpacht goet, bij heren
comp(aran)t vande Buijr kercke t’Ut(echt) te erffpacht
gehouden, dat zijne uuterste wille & begeerte
was, dat ’t selve erffpacht goet ’t zijn comp(aran)ts
overlijden zal wesen gemeen (ende) deijlbaar
tusschen alle zijne erffgen(aemen), welver-
staende dat ’t selve lant ’t zijns comp(aran)ts overlijden //
zall worden (ver)lijt & gestelt op den name van
die gene van zijne kinderen die alsdan bevonden zall
worden zijn erffpach volger offte volgersche te zijn
edoch tot zijner erffgen(aemen) aller behoeff en(de) profijt
legater(ende) aen zijn rechten erffpacht volger off
volgersche voor & in plaetse van profijt
’t welck d’selve houder dese dispositie, aen dit v(oor)sz.
erffpacht goet zoude hebben gehadt, eens duijsent
K(arolij) gul(den), al ’t welck v(oor)sz. staet hij [hij] comp(aran)t wille
& begeerde dat nae zijn overlijden zijn volcomen effect
hebben & sortere zall, ’t zij als dispositie onder
den kinderen, ofte andere w….erstewille sulx ’t zelve
nae eerst ofte costume best zal mogen bestaen
behouden hem comp(aran)t hier aen zijn & dit in cracht van
octroij hem daer toe special(ijck) (ver)leent op date den XIen
Julij voorleden, behoudende hem comp(aran)t hier aen zijn
revocatie op & van alle ’t welcke hij comp(aran)t
van mij openb(aer) not(ari)s stipuler(ende) (ver)socht hem gemaeckt
& gelevert te worden een ofte meer openbaer
instrument of instrumenten inder beste forma.
Aldus gedaen ’t Ut(recht) ten comptoire mijn openb(aer)
not(ari)s, sta(ende) aldaer onder die laekensnijders bijde
stadt plaetse, … van Cornelis van Motfoort,
borger [van] Ut(recht) & Antonij van Waeij, clercq, als getuigen
hier toe gerequireert.
{Bij mij Jan Pauwelsz}
{Cornelis van Montfort}
{Antonij van Waeij, 1631}
{G. van Waeij, not(aris), 1631}
De puntjes zijn in geel gemarkeerd, en het zou kunnen dat ik hier of daar een typo in de tekst heb zitten of een andere fout.
Louis v. V.
zei op zaterdag 13 november 2021 - 09:11