Wie zou mij kunnen helpen? In het archief van de Nassause Domeinraad in Den Haag trof ik aan een legger van cijnzen mbt het Land van Cuijk uit 1551. De vraag is vooral hoe bijgaande tekst geïnterpreteerd moet worden en of de transcriptie correct is. De cijns had hier betrekking op belasting op grond. Ik vermoed dat hieronder met "van" bedoeld wordt "na". Dus: Ercken Jans van Dael bezat de betreffende grond na Peter Claes de Beer en Beel, en deze weer na Willem Diricxss. Oudste bezitter in de eerste tekst was dus Noijen Henricxss met zijn vrouw Jut. Zie ik dat goed?
En als sprake is van "Ercken Jan van Daels huijsvrouwe" wordt dan bedoeld "de vrouw van Ercke Jans van Dael (verder niet met name genoemd)" of "Ercke, de vrouw van Jan van Dael"? Was zij dan weduwe (dat wordt niet gezegd)? En wat wordt bedoeld met "tostel"? Is dat onderdeel van de naam, of heb ik dit verkeerd getranscribeerd?
Hieronder mijn transcriptie:
Ercken Jans van Dael tostel (?) van Peter Claes de Beer ende Beel
sijne huijsvrouwe van Willem Diricxss van Noijen Henricxss en
Jut sijne huijsvrouwe van den selven goeden (?) j weder (of voeder??) gouts een
vierdeel verckens.
Hier naebeschreven geldent
Dirck Hermans ende Merij uxor van Jan Lemens ende Geert
uxor van Adriaen Roelofs Schullenss van Ercken Jans huijsvrouwe
van Dail tostel vuijtter eene halven mergen landts gelegen
achter Cuijck neven erve Arnt van Vlodrops ende gilt
vanden Goorts Peter Claes thijns die hellicht valet
blijft -- v st Brabants ---------------- 1 vierdeel weder (of voeder??) gouts (?)
1 vierdeel verckens
Frans Jans ende Lijsken sijne huijsvrouwe van Jan Noijen ende
Beel uxor, van Lenart Jans heeft die hellicht van den voors[eijde]
Ariaen Schullens, lant ende sal daerbuijt jaerlijcx gelden ----------- ii st. Brab. I st. Brab.
Eric vD
zei op maandag 3 augustus 2020 - 15:06