en wijlen haar meergemelde man, volgens de schei-
dinge van denselven boedel gecompeteert hebbende
in zeeker huys, erve ende kooltuyn, mitsga-
ders tot 3 schuyten met haer zeylen etc. en
tuyngereedschap.
Art. 6
Zijnde 't gemelde huys, erve ende kooltuyn
staende ende geleegen op de noorthoorn onder de
jurisdictie van Hoogen Woudharnasch met Groene-
veld.
Art. 7
Hebben bekent bij scheepen schult off kusting-
brieff voor scheepenen van Hoogen Woudharnasch
met Groeneveld voornt. op den 6e October 1733
verleeden, schuldigh te sijn een somma van
zeeventhien hondert ses en twintigh guldens
en zeeven penningen.
Art. 8
Met belofte van daervan intressen te zullen
betalen jegens drie guldens van 't hondert in't
jaer.
Art. 9
Waervan het eerste jaer intressen albereits
was ingegaen op den 2e February 1733.
Art. 10
Ende oversulks verscheenen zoude zijn den 2e
February 1734.
Art. 11
Ende de voorsz. capitale somma van seventhien
hondert ses en twintigh guldens en zeeven
penningen,
Art. 12
Naar het verloop van den tijd van vier jaeren naer
dato van den voorsz. tweeden February 1733,
Art. 13
Ofte zoo veel eerder als het henlieden geleegen
zoude komen,
Art. 14
Jaerlijx te zullen afflossen met hondert guldens,
Art. 15
Wel meerder, indien zijluyden dat goeddunken
mogten, maar niet minder.
Art. 16.
Mits in cas van meerder lossinge de rentheff-
ter drie maenden voor de verschijndaeg behoor-
lijk waerschouwinge doende.
Art. 17
Alles onder spetiael verband van 't voorsz. huys,
erve, koolthuyn en 3 schuyten met haer toebe-
horen en tuyngereedschap.
Art. 18
En voorts onder generaal verband van haerlieder
persoonen en goederen.
Art. 19
En onder willige condemnatie, 't zij van 't gemelde geregt
off van den Hoogen off provincialen Raade in Hol-
land,
Art. 20
Hebbende zijlieden ten dien eynde geconstitueert
zeekere procureurs aldaer genoemt.
Art. 21.
Dat den voorn. Jacobus Hendriksz Eugenraem
in gebreeken zijnde gebleeven omme de gestipu-
leerde termijnen van afflossinge te voldoen,
Art. 22
En de gemelde Neeltje van Embden, weduwe van
wijlen Hendrik Eugenraem, weesende overleeden,
Art. 23
Der supplianten voorn. man en vader, was verpligt
gewerden omme uyt cragte van de opgemelde borg-
togte voor hem te intercedeeren.
Art. 24
Dat vervolgens bij een acte in dato 2e February 1747
voor schepenen der heerlijkheydt Monster gepas-
seert,
Art. 25.
Maria van Leeuwen, woonende aen de Hoorn
voor d'eene helfte,
Art. 26
En Ary van Duyn, zaedverkooper, woonende
te Delft, zoo voor zigzelven ende nog als voogt
met en benevens Nicolaes Boudewijn Roels,
secretaris der voorsz. heerlijkheydt, in qualiteyt als
Arie Eijgenraam
zei op donderdag 29 september 2022 - 09:32