/1/
Informatie
preparatoir, genomen
door d'heere Adrianus
Draek, drossaart der grond-
heerlijkheyt Geldrop
ter saake als volgt:
Wij Frans Bogaers,
Daniel van Zeelande ende Peeter van
de Burgt, schepenen der grontheerlijkheyt
Geldrop, doen kond eenen igelijken, en
certificeeren mits desen, dat voor ons
komen ende gecompareert is Arnoldus
Merckelbaghs, wonende voor knegt bij Joost
Manders, smith alhier, oud ontrent drie
en twintig jaren, gedaegt ende geëxami-
neert op seekere mondelinge interrogatorien
ende vraagstukken hem voorgehouden,
tuygt ende verklaart in faveur van justitie
waar ende waaragtig te wesen, dat hij de-
ponent op voorleden Sondagh, sijnde geweest
den seventienden January seventien hondert
vier en dartigh, des avonds ontrent ten
seven uuren, beneffens Jan Martens van
Hooff, Adriaan sone Adriaan van Rijsinge,
Jan Adriaan van Hooff, Adriaan sone
Luycas van den Broek, Adriaan Leen-
dert Geenen ende Jan Hendrik van
Rijsinge, was staande op de straat
ontrent het kerkhoff tegensover de huysinge
van Marten van Rijsinge, praatende met
malkanderen, dat alsdoen daarbij hen
is gekomen Arnoldus Hendrik van Coll,
blijvende een weynig tijds bij het voorgemelde ge-
selschap staan praaten en doen wegh-
gaande, heeft geroepen schrik van snijden
dat daarop door niemant van't voorsz.
geselschap is geantwoort, dat gemelde Ar-
noldus Hendrikx van Coll vervolgens heeft
gevraagt, gij sijt immers een braeff kerrel
dolde niet van Rijsinge dat den voorsz.
Jan Hendrikx van Rijsinge daarop heeft
geantwoort, ik en weet niet beeters off ik
ben een braeff kerrel, dat Arnoldus Hendrikx /
/2/
van Coll weder vraegde, durf dan wel
eens tegens mij snijden, die of dierge-
lijke woorden in substantie, dat Jan
Hendrikx van Rijsinge weder ant-
woorde, ik ben sulks niet van sin,
en dat naar nog eenige verdere woorden-
wisseling tusschen voorsz. twee
persoonen, gemelde Arnoldus Hendrix
van Coll is weggegaan, blijvende Jan
Hendrikx van Rijsinge bij t'voorsz.
geselschap nog staen praeten, dat een
weynig tijds daaraan gemelde Arnoldus
Hendricx van Coll, bij sig hebbende
Michiel zone Michiel Verlegh ende
Adriaan Cornelisse van Lieshoudt,
weder is terugh gekomen, van verre
roepende, hey, dat den deponent daarop
ook riep, hey, dat den voorsz. Arnoldus
Hendricx van Coll seyde, allon van de
straat aff, dat hij deponent daarop
atnwoorde, dan sou't er nog anders
moeten gaan, dat Arnoldus Hendricx
van Coll alleen daarop is komen toeloo-
pen, dat den deponent doen seyde, in-
dien gij het op mij hebt, soo blijft terugh,
dat Arnoldus Hendrikx van Coll
spreekende eenige woorden, die den
deponent niet wel verstaan heeft, hem
is voorbij gelopen, dat Jan Hendrick
van Rijsinge wegliep, blijvende het ander
geselschap staan en dat Arnoldus van
Coll gemelde Jan van Rijsinge agterna liep,
slaende met sijn arm omlaagh
naar Jan Hendrikx van Rijsinge,
sonder dat hij deponenten heeft gesien
of Arnoldus Hendrikx van Coll
een mes in de hand hadde, dat hij depo-
nent Jan Hendricx van Rijsinge
heeft horen seggen, laat ik dan eerst
mijn rok uyttrecken, dat hij depo-
nent is naar huys gelopen om eenigh /
/3/
geweer te haalen om de voorsz. Arnol-
dus Hendricx van Coll en Jan Hendricx
van Rijsinge te scheyden, dat hij depo-
nent vervolgens is gegaen in het
huys van Marten van Rijsinge,
dat hij aldaar in huys heeft sien sitten
den gemelde Jan Hendricx van Rijsinge,
die tegens den deponenten seyde, hier
heb ik't, houdende sijn hand op eene
wonde int midden van sijn regter
bille, dat hij deponent daarop sijn neus-
doek uyt sijn sak haelde, houdende
denselven tegens de wonde om het
sterk bloeyen te beletten, dat eenige
tijd daaraan Jan Hendrik van Rijsinge
voornt. van de stoel viel en flaeuw
wiert, dat hij deponent bij denselven
Jan Hendrick van Rijsinge is gebleven,
soo lange totdat Jacobus Weelen, chirur-
gijn alhier, daarbij is gekoomen
en denselven heeft verbonden, dat
hij deponent alsdoen naar nog eenigh
verblijff is uyt den huyse gegaen
ende verklaart verders van deese
saeke niet te weeten.
Compareerde voor ons schepenen voornt.
Jan Martens van Hooff, inwoonder
alhier, oud ontrent drie en twintigh jaeren,
gedaegt ende geëxamineert als voor,
tuygt ende verklaart in faveure van
justitie, waar ende waragtig te weesen,
dat hij deponent beneffens Arnoldus
Merckelbagh ende Jan Hendricx van
Rijsinge, mitsgaders meer andere persoo-
nen, op voorleden Zondagh, sijnde geweest
den seventienden deser maendt January,
des avonds ontrent ten seven uuren
was staande op de straat ontrent het
kerkhoff tegensover de huysinge van
Marten van Rijsinge, pratende met den
anderen, dat daarbij ofte ontrent is
gekomen Arnoldus Hendricx van Coll,
roepende, ik zal een ducaton geven, wil
imant tegens mij snijden, dat daarop /
/4/
door niemand van't voorsz. geselschap
is geantwoort, dat gemelde Arnoldus Hen-
dricx van Coll is weggegaen en een weynig
tijds daarna weder terughkomende
bij sigh hebbende Adriaen sone Cornelis
van Lieshoudt en nog een persoon,
die den deponent vermeent te sijn
geweest Micheiel sone Michiel Verlegh,
gaande door het cleyn poortje aan't
huys van Geerit van Lieshoudt
op de kerkhoff, dat Arnoldus Hendricx
van Coll alleen door de groote poort
van't kerkhoff op't voorsz. geselschap
quam aenlopen, in sijn hembtrok,
dat Arnoldus Merckebagh seyde,
is't op mij soe blijft terugh, dat Arnol-
dus Hendricx van Coll seyde, ik heb het
liest op Jan van Rijsinge, dat Jan
Hendrik van Rijsinge daarop gingh
loopen en dat Arnoldus Hendricx
van Coll hem agterna liep, een mes
in sijn handt hebbende, soo den
deponent vermeent, dat daarmede
snijde of stak na den voorsz. Jan
Hendrik van Rijsinge, dat hij deponent
heeft gezien dat Jan Hendricx van
Rijsinge en Arnoldus Hendricx
van Coll digte bij malkanderen
stilstonden, dat gemelde Jan Hendrikx
van Rijsinge sijde, ik en soek geen
rusie, waerom doede mij aan, dat Ar-
noldus Hendricx van Coll daarop
eenige woorden heeft geantwoort,
die den deponent niet wel heeft ver-
staan, dat Jan Hendricx van Rijsinge
daarop seyde, dan laat mijn ook uyt-
trecken, dat Arnoldus Hendricx van
Coll seyde, dan sulde weer gaen loopen,
dat hij deponent heeft gezien dat
gemelde Jan Hendrikx van Rijsinge
sijn rok uyttrok, dat den deponent
willende weggaen, bij hem is gekomen
Adriaen sone Cornelis van Lieshoudt /
/5/
met een houd of stok in de handt,
vragende aan den deponent, waer wilde
na toe, en met eenen hem deponent
tegenhoudende, waarop den deponent
seyde, laat mij gaen, dat hij deponent
weder los zijnde, heeft gezien dat Jan
Hendricx van Rijsinge dwars over de
straat liep en terneer viel en dat
denselven weder opstaende in huys
liep bij Marten van Rijsinge, dat hij
deponent, ook willende in't voorsz.
huys gaan en in't portael sijnde, gemelde
Arnoldus Hendricx van Coll heeft horen
seggen, nu breek ik u allemael den
hals, of diergelijke woorden, dat hij
deponent daarop heel spoedigh de deur
open trok, in huys liep ende de deur
agter hem toegedaan sijnde, dat hij
deponent alsdoen in huys heeft gevonden
den voorn. Jan Hendricx van Rijsinge,
sittende op een stoel, seggende, loopt om
Weelens of de pastoir, want ik heb be-
kant genoeg, dese of diergelijke woorden,
dat hij deponent heeft gezien dat denselven
Jan Hendricx van Rijsinge van agteren
seer bloeyde en dat een weynig daaraen
van sijn stoel op de vloer neerseegh,
dat vervolgens den deponent wiert geroe-
pen om naar huys te komen en dat hij
daarop ook is naar huys gegaan.
Ende hebben de voorn. beyde deponenten
naar duydelijke prælecture ider bij sijne
voorsz. verklaringe gepersisteert ende
dezelve met solemneelen eede aan handen
van den voorn. heere drossaart afgelegt en
bekragtigt, soo waarlijk mogt hen
Godt Almagtigh helpen, in
kennisse der waarheyt en des t'oirconde
soo hebben wij schepenen voornt. de mi-
nute deses van prothocolle onderteeckent
en het dubbel vandien met de signature
van onsen gesworen clercq doen bekragtigen.
Actum in de raadcamer tot Geldrop
Jacques van der Linden
zei op dinsdag 30 augustus 2022 - 18:02