Op huyden dnb XIIen jullii des jaers
XVIc drie ende veertich com-
pareerden voor mij, onders[chreven] not[ari]o
's Hooffs van Utrecht ende de ge-
tuygen nabe[noe]mpt Johannes Plaum,
borger t'Utrecht ende Jannechen,
Aert de Cruyffs d[ochter], echtel[ieden],
mij not[ari]o bekent, {gaen[de], staen[de]}
haer v[er]stant, me[morie], uiterl[ijck] en dier
innerl[ijcken] sinnen naer behoren{de}
gebruijckende, ende v[er]claerden in
crachte van octroy 's Hooffs voorsz[eyt]
van date den XXVIIen junii 1636,
d'eene den anderen reciprocie
gemaeckt te hebben, als sijl[ieden] elcan-
deren maeckten bij des[en] den usufruct*
ende lijftocht van alle de goederen,
roeren[de], onroeren[de], clederen,
cleinodien, renten, actien, ende cre-
diten, egeene uytgesondert, die
sij comp[aran]ten respectivel[ijck] metter
doodt ontruymen ende nalaten
sullen, omme bij de langstleevende
van hun beyden ten lijftochten
rechte genoten te worden, soo
lange deselve leven sall, begeren[de]
dat deselv langstleevende testest
van desen genyeten sall# ende dat des[en]
#all waren
alle de nodige
solemniteyten
naer rechten
nyet geobserveert
nyet en sall worden gevordert
dan gesamender handt, verclaerden
_____
voorts nyet te willen dat de ed[ele]
heeren van [den] vroetschappe ofte gerechte
der stadt Utrecht, hare ed[ele] resp[ecti]ve
geco[mm]itteerden off iemant anders
als de naben[oem]bde mombers van der
comp[aran]ten kinderen, kintskinderen,
off andere erffgen[aeme]n t[en] tijde van
hun overlijden onmundich sijnde,
scih ten eeguarde van [den] selven
haerl[ieden] boedell eenichsints
sullen bemoeyen, deselve well
expressell[ijck] secluderende bij des[en]versoecken[de], stellende tot mombers
over de v[er]sz[eyde] onmundigen Anthoni
Dirxssz van Emmenes, Haerl[em-]
se borger ende Henr[ick] Janssz Craethoff,
borger t'Utrecht, geven[de] deselve
mede macht omme bij afflijvicheyt
van een van beyden een ander in
plaetse van [den] overledene te surro-
gueren ende assumeren, v[er]soeckende
hiervan acte. Aldus gedaen t 'Utrecht
ten huyse van [den] comp[aran]ten, staen[de] aen [den]
Steenwech, ter p[rese]ntie van [den] eerw[aarde]
Johan Adam Hoenderfenger, bedienaer
des Goddel[ijcken] Woorts in [den] gemeente toe-
gedaen d'Augsburgsche Confessie alhier,
en[de] Johan Claessz van Coekenborn, borger
t'Utrecht, als getuygen hiertoe v[er]socht.
{Getekend:
Johannes Praum
| get[ekent] bij Jannechen Aert de Cruyffsd[ochte]r
Johannes Adamus Hünerfanger pastor
Jan Janssen van Coegenborn
Fred: Zwaerdecroon not[ari]s
1643}
* usufruct = vruchtgebruik
Louis van Veenendaal
zei op vrijdag 17 juli 2020 - 08:43