Bijgaand een stuk tekst uit de kerkboeken van Utrecht m.b.t de pacht van een stuk land van een voorouder. Het betreft de eerste twee alinea's op de linkerpagina. De eerste alinea is redelijk duidelijk geschreven, maar de tweede is een stuk lastiger, en daar liep ik vast.
Wie kan me helpen de transcriptie te voltooien?
Ik heb gevonden:
Item die selve Robrecht dat goet tot Spijchorst in ’t wout gheleghen(n) tussche(n)
Renswout meent en(de) Ymminckhusen. Dit voersz. goet dat Robbr(echt) voersz. van
mijnen he(ren) hout ontf(inc) hij des donredaechs nae dertyen dach in den jare van LXXXIIII [1384].
Dit (ge)meen (?) goet heeft …. en hi besi… tot Wat..echt
dit h.. houdt dat Claes … Willems hier m…
da(t) hi dit goet. …. opdrach want..….
…. zulke recht houd(en) soude. … dach ….. alst Claes
te houd(en) plach.
NIet alles van wat hierboven staat hoeft juist te zijn, met name niet in de 2e alinea.
NB: de derde alinea heeft eveneens betrekking tot deze persoon, maar de transcriptie daarvan heb ik al.
Louis v. V.
zei op maandag 9 augustus 2021 - 11:03