Verbeterd eb aangevuld:
Conditien waer na Adriaen
Thymansz gerechtelijck bij openbaren
opslach vercopen sal de nabeschreven
parcelen van landen.
Eerstelijck sal ’t navolgende land vercoft worden bij
guldens van een twintich stuyvers ’t stuck
boven een stuyver per gulden, sonder affslach aen de
cooppenningen datelijck tot rantsoen,
te betalen de cooppenningen in ’t geheel contant
van ’t nabeschreven boulant ende dat sonder rantsoen
aen handen van den vercoper.
Ende de cooppenningen van ’t navolgende veenlant
(daer van ales boven rantsoen betaelt moeten worden)
aen handen als voren in twee termijnen,
alse de eene helfte martinii eerstcomende 1657,
ende d’andere helfte martinii daeraenvolgende 1658.
Welverstaende dat de copers (indien sij de cooppenningen
preciselijck op de voorsz verschijndagen betaelden),
in plaetse van een ende twintich stuyvers met XX stuyvers
per gulden boven ’t rantsoen sullen mogen volstaen,
te aenvaerden ’t nabeschreven lant terstont tot
vermaninge ende tredende in de lasten van ongelden
ende slagen tot ’t lant specterende tsedert Petri
ad cathedram lestleden 1657 te verlopen
bij de lesten penningen sal transport gedaen worden tot costen van copers,
dit vrijs gelts vande XLen penning, schrijven
van coopcondtitien, transportbrieven ende andere
oncosten deses aengaende te vallen.
De copers sullen gehouden sijn terstont tot
voldoeninge van haerluyden cooppenningen met ’t rantsoen
te stellen twee suffisante borgen tot genoegen
van de vercoper, die hun neffens de copers (onder //
renunciatie van de exceptien van excussie ende divisie,
van de effecten van dien, wel onderricht sijnde,
neffens de copers terstont inde inhouden deses sullen
laten condemneren.
De copers sullen tot vermaninge altijts ’t haren costen
noch nadere borgen moeten stellen.
Indien de copers terstont geen suffisante borgen
en costen stellen, sal den vercoper ‘t vercofte lant
daetelijck wederom mogen doen opslaen tot schade van de
copers soo ’t minder ende tot profijte van de vercoper
soo ’t meerdere quame te gelden.
Ingevalle twee of meer gelijck mijnden sal den
vercoper ’t gemijnde goet wederom mogen opslaen ofte
den slagh gunnen die ’t hem believen sal.
Soo den affslager hem vergiste sal den vercoper
blijven in sijn geheel ende sijn goet recht onvercort
ende geconditioneert dat d'een den anderen moet te voet overwegen
[in de marge: treckgelt 2- 10 - -- [getransporteert]
de bovenste lotinge van de middelste
camp tot de eerste parceel met den
overwech boven uyt en in, te water en te voet,
ingeset bij Jacob Cornelis Slinger voor
twee hondert tachtich gulden,
verhoocht bij Arien Jacobsz op
Maerseveen met vijff gulden,
die coper is gebleven voor de voorsz 285.-.-
Deze looting groot 250 roeden,
borgen: Willem Jacobsz op Maerseveen, Adriaen Willemsz.
[in de marge: treckgelt 2- 10 - getransporteert]
De naestvolgende lotinge inde middelste
camp ingeset bij Lubbert Arien Thymansz
voor twee hondert ’t negentich gulden 290.-.-
die coper sijn gebleven voor de voorsz. somme //
[in de marge: treckgelt 2.10.-, getransporteert]
De derde lotinge van de middelste camp
ingeset bij Jacob Cornelisz Slinger voor twee
hondert vijff en ’t seventich gulden, die
coper is gebleven 275.-.-
Borgen: Arent Dominicusz ende Henrick Henrixsz
[in de marge: treckgelt 2.10,-, getransporteert]
De bovenste lotinge van de Seck Kamp
ingeset bij Jacob Slinger voor hondert
ses en tachtich gulden, die coper is gebleven 186.-.-
Borgen: als boven.
[in de marge: treckgelt 2.10.-, getransporteert]
De lotinge daer naest aen van de
bovenste lotinge, ingeset bij Adriaen
Willemsz voor hondert vijftich gulden,
die coper is gebleven voor de voorsz. 150.-.-
Borgen: Arien Jacobsz , Willem Jacobsz, op Maersseveen
[in de marge: treckgelt 2.10.-, treckgelt noch -.12.8, getransporteert]
De lotinge daer naest aen ingeset bij
Peter Ariensz voor hondert vijff ende twintich gulden,
verhoocht bij Arien Jansz de Roy met vier gulden
die coper is gebleven voor de voorsz 129.-.-
Borgen: Henrick Jansz de Roy, Albert Jansz
[in de marge: treckgelt 2.10.-, getransporteer, treckgelt noch 2.10.-t]
De bovenste lotinge naest de
middelste camp, ingeset bij Henrick Jacob
Lucasz, voor twee hondert ’t seventich
gulden,
verhoocht bij Henrick Lambertsz met
twaelff gulden, die coper is voor d’voorsz
twee hondert twee ende tachtich gulden 282.-.-
Borgen: Gijsbert Cornelis den Besten, Cornelis Jansz in Westbroeck
[in de marge: treckgelt 2.10.-, getransporteert]
De lotinge daernaest ingeset bij
Henrick Jacob Lucasz, voor twee hondert
sestich gulden, die coper is gebelven voor
de voorsz. 260.-.-
Borgen: Arien Willemsz in Westbroeck, Thonis Henrixsz //
[in de marge: treckgelt 2.10.-, getransporteert]
De derde lotinge daernaest aen
ingeset bij Arent Dominusz voor
twee hondert twee gulden, die coper
is gebleven voor de voorsz. 202.-.-
Borgen: Jacob Cornelis Slinger ende Henrick Henrixsz
Twee mergen boulant mettet [besaeyde int veenlant
gelegen gecoft bij Goyert Jurriaensz
voor elff hondert twintich gulden 1120.-.-
Borg: Govert Jansz in Westbroeck
[in kantlijn, onder elkaar: 1120, 202, 260, 282, 129, 150, 186, 275, 290, 285, Σ 3179]
En alle ‘t welcke voorsz. de respective copers ende hare
borgen onder renunciaetie als voren sijn gecompareert
bij Jan Cornelis, schout, Goyert Jurriaensz ende
Govert Jansz, schepenen in Westbroeck den
XXXIIIen Aprilis 1657.
Jan Cornelis
Goyert Jurriaensz
Govert Yanssen
Mij present F. Zwaerdecroon, 1657, nots
Louis v. V.
zei op vrijdag 29 januari 2021 - 13:00