Dit is een andere tak van sport, het 'hertalen' van de akte. Hieronder mijn poging, waarbij ik heb geprobeerd zo dicht mogelijk bij de originele tekst te blijven, maar waarbij ik wel sommige namen vaker herhaald heb dan in de bron, om duidelijker te maken wie nu wat verklaarde.
Op 15 februari 1755 verschenen voor mij, Gerardus Wijthoff, als notaris door het edele Hof van Holland toegelaten en te Amsterdam verblijf houdende, in aanwezigheid van de nagenoemde getuigen:
- Trijntje Jans, echtgenote van Paulus …, wonende in de Palmstraat bij de Brouwersgracht naast de wagenmaker,
- Geertruij Ashoff, echtgenote van Jan Rolman, en
- Catharina van den Berg, oud 23 jaar, de laatste twee beide eveneens wonende in de Palmstraat bij de Brouwersgracht,
welke getuigen hierbij verklaarden op verzoek van dn weledelgestrenge heer mr. Willem Huijghens, Heer van Honcoop etc., uit hoofde van zijn functie als hoofdofficier van deze
stad, naar zuivere en oprechte waarheid dat:
ten eerste de eerste getuige, Trijntje Jansz., echtgenote van Paulus Varelszn. asl enige verklaarde dat zij in de afgelopen week (zonder dat zij zich de exacte dag of datum kan herinneren of daaraan gehouden wil zijn) van juffrouw Catharina Gerrits, echtgenote van Jan De Wit (die als opperstuurman per schip onderweg was naar Oost-Indië), wonende in de Palmstraat, op t hoekje van de gang [nauwe steeg] waarin getuige Trijntje Jans woonde, op welke gang ook de achterdeur van Catharina Gerrits uitkwam, heeft gehoord dat
de persoon van Jan de Boer, baas van een speelhuis, wonende op de Haarlemmerdijk bij de Kleine Vismarkt [op de hoek van de brouwersgracht en het Singel], haar [Catharina Gerrits] had uitgescholden voor een galgehoer en verder nog had gezegd dat Catharina Gerrit, huisvrouw van Jan De Wit, 's avonds haar minnaars [pollen is een term voor minnaars] via de genoemde gang liet vertrekken, en dat deze Jan de Boer verder de vader van dezelfde juffrouw Catharina Gerrits, die woonde op de Haarlemmerdijk, had gewaarschuwd, en tegen de vader gezegd had dat deze de gang eens moest laten bewaken, zodat hij kon zien wat daar gebeurd; het was voor deze bewaking van de gang dat Catharina Gerrits de getuige Trijntje Jans waarschuwde.
Trijntje Jans verklaarde dat zij afgelopen woensdag, 12 februari 1755, rond 12 uur 's middags, op pad gegaan was om een flesje azijn te halen bij de destillateur die op de hoek van de Palmstraat en de Brouwersgracht woonde, waar zij de gemelde Jan de Boer in het voorhuis aantrof en hem toen vroeg waarom hij hun gang wilde laten bewaken. Diezelfde Jan de Boer vroeg op zijn beurt weer: "Wie zegt dat?", waarop zij hem antwoordde: "De juffrouw op het hoekje van de gang, en zij heeft het van haar vader gehoord", waarop Jan De Boer toen vreselijk met scheldwoorden tegen haar begon te razen en zei: "Dat lieg je als een galghoer, moet je klappen hebben?", waarop zij hem antwoordde: "Klappen kan ik alijd wel krijgen", waarna zij, na door de meid van de destillateur geholpen te zijn, met haar fles azijn de deur uitgegaan is.
Trijntje Jans verklaarde verder dat zij op woensdag 12 februari 1755 rond 7 uur 's avonds koffie zou gaan halen en zij de voormelde Jan de Boer samen met een vrouwspersoon en drie manspersonen bij de Wijde Gang in de Palmstraat zag staan. De vrouwspersoon riep "Ben jij het Trijntje?", waarop zij antwoordde "Ja" en de vrouwspersoon haar zei dichterbij te komen. Trijntje Jans liep naar de vrouwspersoon om te horen wat deze te zeggen had, toen de voormelde Jan de Boer zich losmaakte uit het groepje en op haar af kwam onder meerdere en diverse afgrijselijke vloek- en scheld woorden (die hier vanwege hun afschuwelijke aard achterwege zijn gelaten) en zeggend: "Daar is die galghoer die voor de mooie juffrouw de Wit opkomt", terwijl hij Trijntje bij haar hoofd pakte en tegen de grond gooide.
Vervolgens diende hij haar (zoals tweede getuige Geertruij Alshoff, echtgenote van Jan Rolman en derde getuige Catharina van den Berg samen met eerste getuige Trijntje Jans gezamenlijk verklaarden) met zijn vuist enige zware klappen toe aan haar hoofd, en riep ook vreselijke vloekwoorden en zei: "Snijd die galghoer de kop maar af, ik heb daar nog duizend guldens voor over".
Trijntje Jans verklaarde dat zij, nadat zij eindelijk door Jan de Boer losgelaten was, rennend gevlucht was.
De tweede en derde getuige verklaarden gezamenlijk dat zij alleen hebben gezien dat het linkeroog van Trijntje Jans zwaar gezwollen was en dicht zat.
De getuigen verklaarden gezamenlijk en ieder voor zich dat het verklaarde is zoals zij aangegeven hebben en dat zij dit zonodig onder plechtige eed willen bevestigen.
De akte is gepasseerd te Amsterdam in aanwezigheid van twee hiertoe specifiek verzochte (onafhankelijke) getuigen [getuigen van het opstellen van de akte, niet van het gebeurde op zich].
Lonneke
zei op maandag 21 april 2025 - 12:38