nieuw transscriptieverzoek

1/8

2/8

3/8

4/8

5/8

6/8

7/8

8/8

Wij Gerrit Adriaensz Oudshoren, schout in den
ambachtt van Zoetermeer, Jan Cornelisz Comenment
ende Cornelis Meesz, out schepenen aldaer, oirconden dat
voor ons personelijck gecompareert zijn Fop Cornelisz.,
wedenaer van Maertgen Dircxdochter zaliger, ter eenre,
Lenerty Lenertsz Stijff, getrout hebbende Beatris
Dirxdochter ende Adriaen Corsz, getrout hebbende Neeltgen
Dircxdochter, Cornelis Dirck Neel Jorisz, halve broeder
ende voocht van Dirck Dicxz, daerbij gevoucht
Cornelis Dirck Joosten, oom ende toeziende voocht van den-
zelven, noch de voorsz. Cornelis Dirck Joosten alleen als
voocht van Maertgen Foppendochter, alle
kinderen ende erffgenamen van voorsz. Maertgen
Dricxdochter in dezen vorder gesterckt met Adriaen
Allertsz Molenaer, weesmeester tot
Zegwaert vervangende Pieter Cornelisz, weesmeester tot
Zoetermeer, ter anderer zijden. Ende beken-
den zij comparanten gesamentlijck metten anderen
gecavelt, gedeelt, geschift ende gescheyden te hebben
d'incomen ende uytgaven, schulden t'voorsz, sterff-
huys angaende, geen uytgesondert, volgende den
staet ende inventaris daervan gemaeckt als
t'gunt daeraen kleeft, dit al in der vougen
hiernaer verclaert, te weten d'incomen,
schulde van roerende goederen bedongen naer inhouden
de boelceel, bedragende ter somme van dryhondert
negentien gulden vier stuyvers de slach-
trufflanden verkocht aen Lenaert Cornelisz om de /
somme van dryhondert negenentachtich gulden het
huys en lant ontrent het oude kerckhoff gekocht
bij Adriaen Diorck Joosten voor de summe van veertien
hondert gulden ende het groote huys ende kleyne huys
int dorp met t'lant daerachteraen gekocht bij Fop
Cornelisz voornt. om de summe van negenitenhondert
gulden, welcke summen tezamen bedragen vier
duysent acht gulden vier stuyvers staende te ver-
schijnen volgende de boelceel ende brieven respective,
ende dezelve summe op gereet gelt gerekent,
afgetrocken den intrest tegen den penning zestien, beloopt
dry duysent eenhondert en zevenentwintich gulden
dertien stuyvers tien penningen, daerin Fop Cornelisz
angecaveert es zijne schultpenningen van negentien
hondert gulden hier voren geroert, daervan hij
voor deselfs brieff gepasseert hadde, houdende de-
zelve summe gereet gelt tegen den penning
zestien als voren dertienhondert tweentwintich
gulden tien stuyvers elff penningen, es hem noch ange-
deelt t'gunt hij zelfs in de boelceel schuldich es,
bedragende hondert sessentachtich gulden achtien
stuyvers gerekent op Mey XVC negenen-
ttnegentich, hondert LXXXIII gulden 4 stuyvers
ende noch uyt de boelceel te ontfangen ne-
genenvijfftich gulden zes stuyvers vier penningen
op Mey voorsz. gerkent LVIII gulden
twe stuyvers ende dat tot begrotinge van de helft
der voorsz. dryeduysent eenhondert XXVII
gulden 13 stuyvers tien penningen wezende t'gerede gelt /
van de voorsz. vierduysent acht gulden vier stuy-
vers, boven dezen noch te ontfangen die summe
van negenendertich gulden zeventien stuyvers,
die Oushoren schout schuldich es naer liquidat-
tie van de teercosten per reste van deszelfs huyer d'een
jaer acht ende negeneentnegentich tot betalinge
van de summe van achtendertich gulden acht stuyvers
die hem Fop voor uyt den boedel comen vant doot-
mael t'overschot vandien als ene gulden ze-
ven stuyvers daervan zal hem Fop strecken zes
stuvyers acht penningen tot begrotinge der gerechte
helft van de incomende schulde onder A hier-
na begrepen t'vorder wezende twintich stuyvers
acht penningen d'erffgenamen half competerende, zal hen-
luyden betalinge strecken in de helft van de
achtenveertich gulden die Fop in den boedel ver-
streckt heeft tot betalinge van des boedels
schulde, welcke XLVIII gulden gecomen es uyt
de vercopinge van de koe die Fop Cornelisz int boelhuys
gekocht hadde, mits datter in begrepen es 't ver-
lies dat hij d'actie van XLVIII gulden tot gelt
maeckte, zulcx dat hem Fop daeran noch
rest over d'erfgenamen helft dryentwintich gulden
negen stuyvers XII penningen die hij mede zal
ontfangen uyt de boelceel. Es noch hem
angedeelt verscheyden incomende schulden aen der-
tien partijen volgende den inventaris geteykent
voort hooft met de letter A. als van
Lenert Claeszoens ende die summe van vierenveer-
tich gulden, Dirck Maertsz zes gulden dry stuy-
vers, Adriaen Dirck Joosten de summe van eenen- /
dertich gulden, Cornelis Louwens weduwe zeventien gulden
over de helft van XXXIII gulden van Claes Willem
Floren negen gulden, wezende de helft van XVIII gulden,
Philips Adriaensz Speelman met vier gulden over
de helft van acht gulden, van Adriaen Corsz twe
gulden tien stuyvers, Claes Pieter Govertsz dry gulden,
noch Fop Cornelisz zelffs zijn restanten negentien gulden
XI stuyvers XII penningen, naerdat hij bij slote zijner rekeninge
over 't bewint vant sterffhuys ten achteren bleeff
achtien gulden drie stuyvers XII penningen, van Jacob
Vrancken die summe van dry gulden zeven stuyvers,
Gerrit Drixz een summe van vijffentwintich
gulden, ende van Michiel Cornelisz Verey vijff-
tich gulden, monterende tezamen mits hier noch op
verhoocht de voorsz. zes stuyvers acht penningen t'ende
summe twehondert dryendertich gulden, te
verschijnen als volgende den inventaris. Alle
welcke incomende schulden op Mey voorsz. ge-
reet gerekent jegen den penningen zestien ten naesten-
bij bedongen ter summe achtienhondert ne-
genenvijfftich gulden ende V stuyvers ende penning,
daertegen Fop Cornelisz moet betalen eerst
aen Andries Dirxz die summe van dryhondert
vijffentwintich gulden, wezende de helft van zeshondert
vijfftich gulden aencomende van Dirck Neel Haerten,
Cornelis Foppensz des voorsz. Fop Cornelisz voorzoon over
zijn moeders erve ende bewijs (behalven zijn bruyde-
goms stuck dat Fop mede moet betalen)
volgende den bewijsbrieff bedragende hondert acht
entachtich gulden, an Leentgen Cornelisdochter zijn /
moeder die summe van hondert tsestich gulden aen
Willem Jacobsz Lakencoper tot Delf die summe van
tweeenveertich gulden, aen Leen Corsz die summe van
tweentseventich gulden gerekent op Mey voorsz.
ter summe van LXIII gulden XVII stuyvers II penningen, de kinderen
van Gerrit Gabryelsz over een jaer rente van
eendertich gulden vijff stuyvers, aen Aper
Fransz een jaerrenten van negen gulden zeven stuy-
vers acht penningen, aen Vincent Corencoper vijfftien gulden,
Cornelis Paets tien gulden, Jeroen Cornelisz zes gulden,
aen Vincent Pietersz, Fop Cornelisz zesenveer-
tich gulden tien stuyvers, aen Leentgen Cornelisdochter
voorsz. tien gulden tien stuyvers, aen Christoffel
de Neckere tien gulden acht stuyvers, aen Jacob
Volckertsz zes gulden tien stuyvers, aen
Lenaert Cornelisz Noen dry gulden, aen Claes
Jan Joerisz vierenvijfftich gulden, aen An-
dries Coster ene gulden twee stuyvers acht penningen,
aen Cornelis Dirck Joosten zes gulden vijftien stuy-
vers, aen Jan van Haerlem ene gulden XII stuyvers, aen
Henrick Adriaensz Leen achtien gulden,
aen Jeroen Sebertsz dry gulden X stuvyers acht penningen,
ende noch uyt de hondert vijff entwintich
gulden van Pieter Neel Haerten cum socys tot be-
grootinge de helft van de uytschulden tachtich
gulden zestien stuyvers vier penningen. Alles vol-
gens den inventaris geteykent voort hooft met
de letter A, aen XII pertijen, monterende
ter summe van tienhondert dryentnegentich gulden
tien stuyvers XIIII penningen. Waertegen d'erf-
genamen eerst nopende d'incomende penningen es ange- /
cavelt uyt de voorsz. dryduysent een hondert ze-
venentwintich gulden dertien stuyvers tien penningen gereet,
gerekent op Mey negenentnegentich, eerst elff-
hondert tweentwintich gulden zes stuvyers zeven
penningen wezende tgerede gereduceerde gelt van de
gehele schultbrieff van Adriaen Dirck Joosten, bedragende
als boven veertienhondert gulden, noch de schult-
brieff van Lenert Corsz, inhoudende dryhondert
negenentachtich gulden ende gereet dryhondert
tseventich gulden acht penningen, ende uyt de boel-
ceel voorsz, die summe van achtenveertich gulden
twe penningen gereet gelt, gerekent op Mey voorsz.,
wezende de begrotinge van de boelceel, alzo Fop
Cornelisz XXIII gulden IX penningen hier afftreckt per
reste van de penningen gecomen van de koe die hij in de boedel
gekocht hadde ende weder tot des boedels schulden
verstreckt, breder hiervoor geroert, es noch
d'erffgenamen angedeelt zes pertijen van de incomende
schulden in de inventaris begrepen, geteykent
met de letter B, namentlijck hondert
twintich gulden zulcx schuldich es Cornelis Jacobsz
Broer, Adriaen Adriaensz op den stucken? een
met de summe vam negenenvijfftich gulden, Maer-
tegen Pietersdochter, weduwe van Cornelis Louwen, met zeven-
tien gulden over de helft van XXXIIII gulden, Claes
Willem Floren met negen gulden over de helft
van achtien gulden, Philips Speelman met vier
gulden over de helft van acht gulden, ende
Lenert Lenertsz Stijff met vierentwin-
tich gulden, bedragende deze zes pertijen tweehondert /
dryendertich gulden ende in als zeventien
hondert dryentseventich gulden zeven stuy-
vers ene penning. Daertegen d'erfgenamen ange-
deelt es de volgende uytschulden, eerst vierhon-
dert gulden, toecomende Dirck Neel Haerten
gereet gelt dry hondert zestien gulden zeven
stuyvers dertien penningen, Andries Dircxz uyt de
summe van zes hondert vijfftich gulden, hier dry
hondert vijffentwintivch gulden, Dirck Dirxz,
zoon van Dirck Neel Jorisz, hondert vijff
en tseventich gulden, behalven zijn bruegoms
stuck daerin zij mede gehouden blijven voor
Maerten Roelofsz, toecomende de summe van hon-
dert zes gulden vijff stuyvers op Mey voorsz.
sonder vier gulden III stuyvers VI penningen de hooftsumme der
rente van vijfftien stuyvers gerekent
op twaeleff gulden ende van de verlopen rente int
geheel ene gulden tien stuyvers, Andries
Dircxz voorsz. met de summe van eenenvijff-
tich gulden X stuyvers, dezelve met de summe van
tweentsestich gulden vijff stuyvers gereet, bedra-
gende LX gulden zes stuvyers, Claes Cornelisz tot
Pijnacker met dry gulden tien stuyvers,
ende uyt de hondert vijff entwintich gulden
van Pieter Neel Haerten cum socys tot begroting
van de helft der uytschulde vierenveertich gulden
dry stuyvers XII penningen volgende den inventaris
geteykent voort hooft mit de letter B,
staende aen tien pertijen, monterende ter summe van tienhondert
dryentwintich gulden tien stuyvers vijfftien
penningen, ende angaende enige uyt of inschulden /
hiervoren met gescheyden ende noch in tijden ende wijlen te
openbarenn daerin den boedel gevesticht zoude mo-
gen zijn, zal comen portie portys gelijck, zoe tot pro-
fijt als tot laste van beyde pertijen zulx de voorsz. compa-
ranten den anderen beloven, gelijcke zij mede beloven
malcanderen te vrijen van elx zijne angedeelde
schulden, daervoren ende tgene vorder voorsz es
verbinden pertijen heure angedeelden goeden ende in-
comende penningen voornt. voort heur persoon ende goeden,
roerende, onroerende, present, toecomende, de keure vandien,
subject boedelscheydingrecht of anders allen
rechten ende rechteren zulcx de comparanten believen
zal, met de costen, schaden ende intressen daerom
doende ende lijdende, al zonder (arg). Ten oirconden hier-
van gemaeckt twe cavelbrieven eensluy-
dende, daer Fop Cornelisz, wedenaer voornt. een
een heeft ende d'ander d'erffgenamen, zulcx goederen
verloren weet, zal d'ander niettemin volcomen kracht hebben
overzulx deur verlijde van de comparatnen bij mijn
schout voorsz. met mijn segel in groene was
uythangende besdegelt ende bij de schepenen voornt.
tot meerder kennis int protocol respective
hier onderteykent den 2en Marty 1699.
Bij mijn Cornelis Michiel
Bij mijn Jan Cornelisz

Heel erg bedankt voor de grote hulp!