Overslaan en naar de inhoud gaan

Forum

Leidse familieruzie 1524, deel 4

In bijlage het vervolg op de familieruzie m.b.t. de erfenis van Pietergen Adriaensdr. De tekst van dit dingtaal sluit aan op de vorige (dezelfde partijen).

Het is me heel redelijk gelukt een transcriptie te maken van deze tekst, en mis enkel een paar woorden en heb vraagtekens bij een paar andere. Deze zijn met geel aangegeven. Wie kan de puntjes op de i zetten voor mij? NB: het is niet nodig te hele tekst na te lopen, enkel de aangeven vraagtekens.

Dit is wat ik gevonden heb:

Aelwijn Meesz als gemachtich van Jan Willemsz is zijn

dinctael tegens den boelhouwer en erfnamen van pietergen

adriaensdochter saliger memorien segt hemluije mit

recht te hebben gedaecht ende beclaecht om betalinge

te hebben vande lopende renten van zekere remen die

hem voortijts voir zijn moederljcke erve bewesz zijn

en dat voirden tijt van zulcke zes jaeren als hij vuijt-

landich is geweest ende oock van andere goeden des

die tans de somme van vijff pondt groot off xxx pondt [groot]

Vlaems daer voir te geven en om te coemen tot [vstant]

van dien zoe is wairachtich hoe dat zijn vader hem

voirtijts voir zijn moederlicke erve beweesz heeft

die somme van vijffhondert Rijnsche gulden ende dat

om profijte van dien die voirsz Willem Willemsz hem opgehoue

heeft mer als die voirsz Jan Willems tot zulcke

verstande gecomen is dat hij doir godts gratie mit zijn

ambocht die coste wiste te gecrigen soe is hij buijten

getogen op dat doir dien zijn goeden van zijn moederlicke

erve soude vermeren ende oploepen soe dat hij uut-

landich is geweest den tijt van zes jaeren ende heeft

mit zijn zuijeren arbeijt zijn cost gewonnen sonder

van zijn vader te genieten wairome hij betaelinge

van dien begeert te hebben gemerct dat zijn vader

tzelve den weeskinderen van pietergen voirnoemd

[mueten] uut reijcken blijcken bij zekere verclaringe

dair van weezende want na alle rechte zoe behoert

tgoet vande weeskinderen altijt sijn voirtganck te

hebben tot wasdom en vermeerderinge van dien

concludeert dairome alewijn voirsz gemachtich

alsboven bij reden voiren verhaelt dat hij blijven

zal in zijn clachte des hij begeert vonisse van

scepenen ende eerst hijer op gehoirt te wezen maken

eyssche van costen. Actum den lesten dach in

maerte anno XVc XXV [1525]. Talman J. Roelofss

 

Meester Florijs Wilelmsz priester als gemachtich van Willem

Willemsz Bont ende van Jan Heijnricksz als mannen en voichten

van hair huijsvrouwen ende nijet voer hem zelven, verweerers,

is zijn dynctael tegens Jacop Roeloffsz gemachtic van Jan

Willemsz, eysscher, en nijet tegens Aellewijn Meesz gemerct

dat hij in die dinctael niet genominert noch present geweest

en is ergo soe is deysscher misnoettelt in zijn recht want

nyemant zijn scriftueren en behoert te maken dan upten

genen die’t recht angeleyt heeft, mer sonder prejudicie

van die voirsz. exceptie, seyt die verwere dat d'eysscher

in den namen als boven met onrecht nomineert den

boelhouwer gemerct dat hij consenteerde in zijne eyssche [en me..] soe-

veer alst die verwere in den name als boven angaet seyt dat deysscher

met onrecht die verwere eyschet die somme van vijff pont [groten]

vlaems tsiaers ter canse van verlopen renten off vertich pont groot

daer voer te geven gemerct dat desysscher nijet bewijzen zal als

recht is dat zijn penningen oprenten uutgestelt zijn off doet hem

nemant enige renten beloeft heeft / seyt voirt deysscher doet hem zijn

vader beweesen heeft voir zijn moederlijcke erve vijff hondert Rijnsche

gulden / seyt die verwere dat deysscher dat nijet bewijsen sal als recht

is dat hem zijn vader soe veel beweesz heeft / seyt voirt deyssscher

dat hij ses jaeren uutlandich geweest is ende zijn cost met zijn zuijere

arbeijt gewonnen heeft sonder enich profijt vuijten voirsz boel te hebben

[en] seyt die verwere dat deysscher dat nijet bewijsen sal als recht

is dat hij sonder enich profijt van de voirsz boel hem [ze…en] die ses

jaeren buijten lants onderhouwen heeft. Concludeert die verwere

inden name als boven en doet den eysscher zijn bewijs nijet van als

dat voersz staet dat scepenen dunct goet bewijsse wezen mit gaders

dat ondoechdelijck in brengen van die kenninck dat hem die kenninck

mede zal gaen ende deysscher tegens des hij begeert vonnisse van

scepenen ende eerst met zijn meer seggen hijer op gehoirt te wesz

makende eyssche van costen. Actum den lesten dach an maerte anno

XVc XXV [1525]. Talman B. Beijs.

 

Reacties (2)

Geert Ouweneel zei op ma, 06/22/2020 - 11:23

Aelwijn Meesz als gemachtich van Jan Willemsz is zijn
dincktael jegens den boelhouder ende erfnamen van Pietertgen
Adriaensdochter saliger memorien, segt hemluyden mit
recht te hebben gedaecht ende beclaecht om betaling
te hebben van de lopende renten van zekere penninck die
hem voortijts voir zijn moederlijcke erve bewesen zijn
ende dat voir den tijt van zulcke zes jaeren als hij uuyt-
landich is geweest ende oeck van andere goeden des
jairs de somme van vijff pondt groot off 30 £ groten
vlaems daervoir te geven ende om te coemen tot verstant
vandien zoe is wairachtich hoe dat zijn vader hem
voirtijts voir zijn moederlicke erve beweesen heeft
die somme van vijffhondert rijnsche gulden ende dat
om profijte vandien die voirsz. Willem Willemsz hem upgehouden
heeft mer als diie voirsz. Jan Willemsz tot zulcke
verstande gecomen is dat hij doir Godts gracie mit zijn
ambocht die coste wiste te gecrigen soe is hij buyten
getogen opdat doirdien zijn goeden van zijn moederlicke
erve souden vermeren ende oploepen soedat hij uut-
landich is geweest den tijt van zes jaeren ende heeft
mit zijn zuyeren arbeyt zijn cost gewonnen  sonder
van zijn vader te genieten wairomme hij betaelinge
vandien begeert te hebben, gemerct dat zijn vader
tzelve den weeskinderen van Pietertgen voirn.
mueten uutreycken blijckende bij zekere verclaringe
dairvan weezende, want na alle recht zoe behoert
tgoet van de weeskinderen altijt sijn voirtganck te
hebben tot wasdom ende vermeerderinge vandien.
Concludeert dairomme Alewijn voirsz. gemachtich
als boven bij reden voiren verhaelt dat hij blijven
zal in zijn clachte. Des hij begeert vonnisse van
scepenen ende eerst hyerop gehoirt te wezen, makende
eyssche van costen. Actum den lesten dach in
Maerte anno 1525. Talman J. Roeloffsz

Meester Florys Willemsz priester als gemachtich van Willem
Willemsz Bont ende van Jan Heynricksz als mannen ende voichden
van hair huysvrouwen ende nyet voer hemzelven verwere
is zijn dincktael tegens Jacop Roeloffsz gemachtich van Jan
Willemsz eysscher ende nyet tegens Aellewijn Meesz gemerct
dat hij in die dinctael nyet genomineert noch present geweest
en is ergo soe is d'eysscher misnoettelt in zijn recht want
nyemant zijn scriftueren en behoert te maicken dan upten
genen die't recht angeleyt heeft mer sonder prejudicie
van die voirsz. exceptie seyt die verwere dat d'eysscher
in den name als boven met onrecht nomineert den /
boelhouwer gemerct dat hij consenteerde in zijnen eyssche mer soe
veer alst die verwere in den name als boven angaet, seyt dat d'eysscher
met onrecht die verwere eyschet die somme van vijff pont groten
t'sjaers ter cause van verlopen renten off dertich pont groot
daervoer te geven, gemerct dat d'eysscher nyet bewijsen en zal als
recht is dat zijn penningen up renten uutgestelt zijn off dat hem
yemant enige renten beloeft heeft, seyt voirt d'eysscher dat hem zijn
vader beweesen heeft voir zijn moederlijcke erve vijff hondert rijnsche
gulden, seyt die verwere dat d'eysscher dat nyet bewijsen en zal als recht
is dat hem zijn vader soe veel beweesen heeft, seyt voirt d'eysscher
dat hij ses jaeren uuytlandich geweest is ende zijn cost met zijn zuyeren
arbeyt gewonnen heeft sonder enich profijt uuyten voersz. boel te hebben,
seyt die verweere dat d'eysscher dat nyet bewijsen en zal als recht
is dat hij sonder enich profijt van den voersz. boel hem zelven die ses
jaeren buyten lants onderhouwen heeft. Concludeert die verwere
in den name als boven en doet d'eysscher zijn bewijs nyet van als
dat voorsz. staet dat scepenen dunct goet bewijs te wezen, mitgaders
dat ondoechdelijck inbrengen van die kenninck, dat hem die kenninck
mede zal gaen ende d'eysscher tegens. Des hij begeert vonnisse van
scepenen ende eerst met zijn meerseggen hyer up gehoert te wesen,
makende eyssche van costen. Actum den lesten dach in Maerte anno
1525. Talman B. Beys

Louis van Veenendaal zei op ma, 06/22/2020 - 11:49

Bedankt Geert voor de transciptie van de hele tekst, zodat ik de rest ook nog kon vergelijken met wat ik al had. Op die manier kan ik dat vroeg 16e eeuwse schrift goed oefenen!

Reageer op dit bericht

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.
Slechts één bestand.
10 MB limiet.
Toegestane types: png gif jpg jpeg.