1. Adriaen Snoye de smet debet Lijsbeth vors III lb dandum van Johannes
2. in Johannes proximo ^over een jaer deinde^ XX scellingen groten vordane telken Johannes XX scellingen groten
3. donec etc op hem ende tsine etc
1. Adriaen Snoye de smet debet Lijsbeth vors III lb dandum van Johannes
2. in Johannes proximo ^over een jaer deinde^ XX scellingen groten vordane telken Johannes XX scellingen groten
3. donec etc op hem ende tsine etc
Ik dacht dat alles fout was, want ik versta de zin niet goed.
Guido
Adriaen is Lijsbet jaarlijks 3 pond verschuldigd op de feestdag van Johannes de Doper. Het jaar waarover hij het geld verschuldigd is, loopt van die fgeestdag van Johannes de Doper tot de volgende (proximo) feestdag van Johannes de Doper in het daaropvolgende jaar.
Bedankt Rene, het was me echt niet duidelijk, hoelang moet hij dat betalen..? (want is niet 'erflic')
Ik ben geen expert in deze bron, maar het lijkt mij dat er geen eindtermijn wordt genoemd. De eindtekst verwijst naar een herhaling van eerdere teksten, wellicht staat daar uitgeschreven wat de betalingsduur is.
Dag Guido,
Na "donec" (=tot) staat er "etc", wat aangeeft dat daar een standaardformule staat. In andere, vergelijkbare akten zie je dat die standaardformule aangeeft dat er zo lang moet afbetaald worden tot het verschuldigde bedrag volledig is afgekweten, en niet langer.
In deze akte zou dus kunnen hebben gestaan:
"...vordane telken Johannes XX scellingen groten donec de vors. III £ afgequiten selen zijn ende nyet langere"
Aangezien 20 schellingen gelijk is aan 1 pond, zou hij 3 jaar lang 20 schellingen per jaar moeten betalen. En niet langer!!
Wat zo een kleine akte aan info geeft. Bedankt heren.
Guido Snoeys
zei op vrijdag 9 september 2022 - 15:34