Beste Corrie, de passage in Latijn bevat verwijzingen naar tekstplaatsen in het Romeinse recht en naar een middeleeuwse jurist. Jouw ontcijfering komt tamelijk ver, ik maak er dit van:
prescriptione temporis quantumvis longissima
ut de hec sunt textus expresse d .l. [dicta lege] prescriptio
C. [Codice] de operibus pub l. [lege] Usucapacionem [lees: Usucapionem] et l.fi. [lege finali] ff. [Digestorum] /de usurpacionibus, et preterea Bar. [Bartolus de Saxoferrato] d .l. [dicta lege finali Codicis] de sacrosanctis ecclesiis ubi facit quod ea que sunt in usu publico nullo umquam tempore prescribunt.
Ook de volgorde van de aanhalingen is net anders dan tegenwoordig gebruikelijk. De Codexplaats C. 8.11.6 is in boek 8 in de elfde titel, De operibus publicis, de zesde lex, Praescriptio. De Digestenplaatsen komen uit D. 41.3, dat wil zeggen uit boek 41, titel 3 De usurpationibus et usucapionibus, eerst D. 41.3.9, Usucapionem, en de laatste lex (D. 41. 3.49). De tweede aanhaling uit de Codex Justinianus slaat op C. 1.2.23, het eerste boek, de tweede titel De sacrosanctis ecclesiis, waar het in lex 23 Ut inter divinum publicumque ius gaat over het niet optreden van verjaring door lange tijdsduur. Bartolus de Saxoferrato (1314-1357) was een zeer productieve jurist wiens gezag zo groot was dat men juristen wel bartoisten ging noemen. De aanhalingen worden aangevoerd als gronden voor de uitspraak in deze zaak.
Over het Romeinse recht en de complexiteit ervan valt veel te zeggen, maar er is sinds een paar jaar zelfs een app, Amanuensis, om het letterlijk binnen handbereik te hebben, zie http://www.riedlberger.de/amanuensis/index.html . De oorsprong van de afkorting ff. voor Digestae is nog altijd een raadsel, al zijn er wel hypotheses over opgesteld.
Corrie van Ravenswaaij
zei op woensdag 20 januari 2021 - 10:57