Hulp transcriptie

10 december 1692
Westindien hebbende, die haer des naghts bij geval onder de voorsz[eyde]
retourvloot bevonden, des morgens is aengetast, en soodanigh onder
water beschooten, dat hetselve kostelijcke schip eenige uyren nae-
dat de vijant daervan was affgeweecken, en met alle seylen bij
 voortgeseylt, met volck en all erbarmlijck is gesoncken, niet boven
de twaelf man in de schuyt daervan affgekomen sijnde, voorwaer een
overgroot en seer smertelijck verlies voor de Comp[agni]e, beyde van dat
schip en van de twee andere, als is geseyt, aen de Caep, en ‘twelcke
ons vrij wat buyten postuyr komt te stellen, sijnde mede ten deele
de vrughten van de laete afsendingh van de schepen, soo van
Batavia als van Ceylon, en waerover wij soo menighmael klaghtigh
sijn gevallen, en ons ongenogen getoont hebben, dogh welcken aen-
gaende wij hiernae breder sullen spreecken. Behalven dat wij hier-
door mede hebben verlooren de boecken, brieven en papieren,
daerin affgesonden, dogh waerin wij ons nogh eenighsints weten te
redden, en ons bedienen van die wij van de andere Cameren hebben
ontboden, als namentlijck beyde U[we] E[delen]generale brieven
van den 31 january en 24 meert deses jaers, neffens een kleyn
briefge van den 26 daeraenvolgende, de twee laeste ons
eygentlijck met Moercappel geworden, voort die van Ceylon,
Bengale, Cormandel en Suratte, behalven die van Persien,
te weten van den Raad extraordinaris Jan van Leene van den
13 october en 4 november 1691, ons over land toegekomen.
Dan om die tegenwoordigh te beantwoorden, sal de tijdt ende
gelegentheyt niet willen toelaeten, maer sulcx tot een beter
opportuniteut moeten uytgestelt blijven.
Bi de voorsz[eyde] onse jonghste missive hebben wij U[we] E[dele] genotificeert dat
niettegenstaende de sware equippagie en menighte van
schepen U[we] E[dele], soo in het voorleden jaer als in den gepasseerden
somer toegesonden, wij eghter nergens nae daer mede hebben
kunnen voldoen de eyschen soo bij U[we] E[delen] als bij die van Ceylon
en de Caep geaden, en dat gevolghlijck seer veele goederen
onversonden hebben moeten overblijven, resterende van de
voorsz[eyde] equippagie althans eenlicjk de faem ende lootsbooth De
Kers, dewelcke de Camer van Amsterdam besigh is in
gereetheyt te brengen, om eerstdaegs wint en weer daertoe
dienende te kunnen laeten affgaen, met welck schip die van
Ceylon sullen hebben te verwaghten ‘tgeene van haeren voorsz[eyde]
eysch ter oorsaecke voorsz[eyt] nogh onvoldaen is gebleven, waerin
de voorsz[eyde] restanten bestaen beyde voor Batavia en Ceylon,
sullen U[we] E[dele] kunnen sien bij de lijste daervan opgemaeckt, en
copielijcken hier bijgevoeght, gelijck als wij mede een verdeylinge
over de Cameren hebben gemaeckt, van den eysch jonghst van
U[we] E[dele] ontfangen, waerbij sal blijcken wat en van welcke
Cameren U[we] E[dele] die goederen sullen hebben tegemoet te sien, maer
alsoo deselve van verscheyde natuur, sijn eenige die wij oordeelen
meest nodigh gesonden, en die U[we] E[dele] dienvolgende minst sullen
kunnen derven, andere wederom daerin alleenlicjk bequame gele-
gentheyt van scheepsruymte sal kunnen en dienen waergenomen
---

In de linkermarge:
ontblijven van dien
ongenoegen over de laete besen-/dingh
papieren die hierdoor komen te / missen
niettegenstaende de swaere / equippagie, nogh veel goederen / op den eysch onvoldaen gebleven
faem voor Ceylon
verdelinge der restanten over de / Cameren