regel 4: omnibus?
Beste vrienden van middeleeuwse handschriften, ik heb hier een txt uit de 14e eeuw, geschreven in Nederland, in het Latijn. In regel (4) staan 2 woorden, waar ik onzeker over ben metname het 2e woord in de regel. Eerst las ik ‘civibus’, maar dat lijkt niet te kloppen: abl. pl bij ‘civis, is. Het woord moet een synoniem zijn van het voorafgaande ‘debitis’ = financiele schulden. Misschien weet iemand van jullie de juiste oplossing. Elke suggestie is welkom en bij voorbaat dank. Hieronder mijn transcriptie en vertaling:
--------------------------------------
1)in t(ra)nslat(i)o(n)e b(ea)ti martini cu(m)[pu]
2)taveru(n)t scabini cu(m) filio ma..
3)mag(ist)ri ioh(ann)is c(eter)a de debitis su[i]
4)pat(ri)s, q(uia) suis debitis et ….b(us)
5)defalcatis, ma(n)sit filius mag(ist)ri
6)joh(ann)is scab(in)is xxix sol(idos) g(rossorum) et duo
7)milia lateru(m) que su(n)t sup(er) for
8)nace(m), decsteen illa su(n)t scab(in)is, ..
9)scab(in)I solver(n)t c(ete)ra.
--regel 4-5: debitis et .....(?) defalcatis: een ablativus absoluts, ‘nu de schulden en de ......(?) zijn verrekend/afgetrokken’
--regel 7: que = quae
--(regel 1-7) ‘tijdens de translatio van de zalige martinus hebben de schepenen berekend met de zoon van meester johan wat rest van de schuld van zijn vader, omdat, nu zijn schulden en de ....(?) zijn verrekend, de zoon van meester johan (in de schuld) is blijven staan bij de schepenen voor 29 schell groot en twee duizend bakstenen die voor de oven zijn, die ‘decsteen’ zijn voor de schepenen, de schepenen hebben het resterende betaald.
frits
zei op donderdag 27 maart 2025 - 17:19