Rentbrief van Anthoon Hebben
tot behoef van der armen tot Well
Wij, Albert van Boedinckhuysen, scholtis, Jan Fransse
ende Gerit Verheyen, beyde schepenen der vrij heerlijckheyt
Wel ende Bergen, doen conde ende tuygen mits desen, hoedat
voor ons persoonelijck gecompareert ende erschenen sijn
Anthoon Hebben ende Bastelijn Macken eheluyden, de-
welcke hebben bekent opgenomen ende wel ontfangen
te hebben van den armen alhier tot Well eene
capitaele somme van een hondert ende vijfentwintich
gulden loopent gelt, (sijnde de penninghen hergecommen
van Lijsbeth Hebben saeliger) sijnde gestelt ende ontfangen
in harde silvere conninxe munte, voor
al welcke voorsz. capitaele somme voorgemelte
comparanten eheluyden bekennen vercocht te hebben
aen de voorsz. armen van Wel eene jaerlixe rente
ofte pensieoen van vijff gulden munte als voorsz. ten
allen jaeren ende eerstmael op Sinte Andries 1686
ende dan soo voorders op denselven verschienende
tot de aflossingh toe, voor welcke jaerlixe
renthe, gelijck oock voor de capitael somme
voorgemelte comparanten eheluyden hebben verbonden
ende verobligeert, verbinden ende verobligeren mits desen,
eenen halven morgen lants, gelegen in de bandt
Fred
zei op vrijdag 30 september 2022 - 11:18