Dag Frits, het probleem is vooral de betekenis van wat er staat, ik lees ii. Het lijkt twee te betekenen, dat er telkens maar twee gezellen mogen zijn. Uit welke bron komt dit, het doet me denken aan de Utrechtse keurboeken.
Beste liefhebbers van oude handschriften,
ik heb op 1 pagina twee plaatsen/woorden waar ik niet uit kom, ik stuur beide probleemwoorden op in 2 inzendingen. Misschien wil één van jullie meelezen. Iedere suggestie is van harte welkom. Het probleemwoord (regel 5) op deze pagina heb ik met rood onderstreept. Ik lees regel 5 als: 'en hun ....(?) mogen tesamen gezellen wezen/zijn enz'. Hieronder geef ik mijn transcriptie van de text.
-----------------------------
0) van den vleyschouwer
1)die vleyschouwer zoelen gheven jaerlikes
2)xxii pu(n)t cleyne,
3)die xi lib(rae) pont toe ghevene(n) toe pinxstren
4)en(de) die ander xi lib(rae) toe zante Martini
5)en(de) oerre ..(?) moghen te zame(n) ghezel
6)len wesen ende nyet meer bi ener
7)pene van i s(chellinge) en(de) neghyen gast
8)zal staen noch in den vleyschuus noch
9)buten den huus voer der stadhuus
10)bi der zelver pene, uutghenomen
11)die vresen en(de) oer banke nyet
Dag Frits, het probleem is vooral de betekenis van wat er staat, ik lees ii. Het lijkt twee te betekenen, dat er telkens maar twee gezellen mogen zijn. Uit welke bron komt dit, het doet me denken aan de Utrechtse keurboeken.
fritsvrij
zei op woensdag 9 oktober 2024 - 13:14