1. Reynere Jan Reynere f (sone) was, de goudsmit vercocht Bouden Snoeye alle
2. recht ende ov(er)bate als hij jaerlix hadde ende houden(de) was in III (lib?)
3. X schellingen vlemsen grooten tjaers erflicer rente(n) die Vranke vander Tenten alle j(aeren)
4. gheven plach altijt in Math(eu)s van zeke(re)n goeden en(de) panden ge[legen]
5. te Potvliete ende die hij de voirs Vranke voirmaels jegens d[en]
6. voirscreven Reyne(re) ende Peteren Appelman . Daer op teniet (*) nam met [de]
7. brieven van Antwerpen gelijc de selve brieve die de voirs B(ouden)
8. daer af hee te hemw(er)t heeft claerlic inhout ende begrepen heeft . Droech (op)
9. te waerne.
(*) teniet lijkt mij niet juist te zijn.
Guido Snoeys
zei op dinsdag 16 mei 2023 - 10:37