Overslaan en naar de inhoud gaan

Forum

Een dienstmeid word mishandeld

Dag allemaal, 

Ik merk dat ik moeite heb met het transcriberen van deze pagina's. Het handschrift is niet heel lastig maar er staat nogal wat 'gekriebel'.  Zouden jullie mij willen helpen?

(notarieel Archief Amsterdam)

Heel erg bedankt,

Jair van Dijk

p.s. Zie de reacties op deze post voor de overige bladzijden

Reacties (4)

jairvandijk zei op ma, 09/04/2023 - 17:35

deel 2

jairvandijk zei op ma, 09/04/2023 - 17:35

deel 3

Geert Ouweneel zei op di, 09/05/2023 - 09:18

Op heeden den 11e September
in den jaare seventien hondert vijftig compa-
reerde voor mij Jan Rijpland, openbaar
notaris, bij den Edele Hove van Holland gead-
mitteerdt, t'Amsterdam resideerende,
in præcentie van de nagemelde getuygen.

Comparanten
Cornelis Wijkveen en Maria Coenders, egte-
luyden, mitsgaders juffr. Susanna Hebert
en Elsje Jansen, woonende binnen deze stad op de Hooymarkt bij de Blauwe Brug, en
zijnde getuygen van genoegsaemen ouderdom,
dewelke ten versoeke van Monsieur Jan Scholten,
mede woonende alhier op de Hooymarkt, voor de
opregte waerheyt hebben getuygd en verklaart
hoe, waer ende waerachtig is
dat zij drie eerste getuygen
eerstelijk door mij notaris hebben
hooren voorlesen zekere verklaering op den 1 dezer maand September
voor den notaris mr. Cornelis Stael en zekere
getuygen alhier ter requisitie van den Wel Edele Gestrenge Heer
mr. Willem Huyghens, heer van Honcoop etc.,
hooftofficier dezer stad R.O. gepan. en aan de
grosse dezes met het cachet van mij notaris
geannexeert, dat zij drie eerste getuygen, als naaste gebuuren
van den requirant en van den beginnen tot aan het eynde der historie of questie in
de voorsz. verklaering gemelt, bij en præsent geweest
zijnde, verklaeren ter liefde van de waarheyt eerelijk dat het ten enemaal
onwaerachtig is, dat de hooypont van den requirant
op dien 25e der jongst gepasseerde maand Augusty
zoude gelegen hebben (zoals in dezelve verklaering
gemelt staat) voor de deur van Abraham Cohen
Rodrigues en dat zij, als van den beginne tot aan het eynde
van het voorsz. geval tegenwoordig zijnde geweest, niet hebben gehoort dat
zijn soon, Adam genaamt, zoude
gezegt hebben, dat hij bij de meyd in de pond zoude
gaan en er het goet uytgooyen, veel min gezien dat
hij die meyd het eerst zoude aangegrepen
en tegen de vloer gewerpen en dezelve braaf
zoude afgeslaegen hebben, gelijk zij ook niet
hebben gehoort dat den requirant onder dat slaan
tegen zijn zoon zoude geregt zeggen, bruyt
erop, slaat de hoer, dat zij barst, zijnde /
almede abusif dat die meyd, losgelaeten zijnde
en in huys lopende, door gemelde Adam en deszelfs
broeder, Gerrit genaamt, zoude zijn agtervolgt,
veel min dat zij getuygen gezien of gehoort hebben, dat
zij die meyd buyten den deur zoude willen hebben
en gezegt, kom uyt donderhoer, maar dat het
voorsz. geval zig in dezer voegen heeft
toegedraegen, zo de drie eerste getuygen
al verder verklaeren,
dat des requirants opgemelde pond heeft
gelegen voor des requirants eygen deur en niet
voor die van Rodrigus, dat de
meyd van gemelde Abraham Rodrigus Cohen eenig goed
te bleeken willende leggen in des requirants
voorsz. pond, hij requirant aan die meyd tot
drie reysen toe heeft versogt dat sij het goet
in zijn pont niet zoude hebben te leggen,
daar zij zeer brutaal op antwoorde, ik zal
het evenwel doen tot mijn playsier en uw spijt
gelijk dan die meyd niettegenstaande de voorsz.
aan haar tot drie malen toe gedaene versoecken
en afmaeningen echter de assurantie heeft gehad
om dat goet in de requirants pont
te leggen, dat des requirants huysvrouw de
brutaliteiten van die meyd ziende, haar
aanspreeckende zeyde, Sara, neemt het er
uyt, daar die Sara met zeker vloekwoort,
welke zij niet pracies onthouden hebben
op antwoorde, hoor, ik wil het er niet
uytnemen, op welk zeggen des requirants
huysvrouw haar zoon Adam ordoneerde
dat goet uyt de pond te nemen, 't geen dan
haar zoon ook heeft gedaan, en dat goet in /
een ander pont overgegooyt, dat die meergemelde
meyd zulks ziende daarop is toegetreden en zig niet heeft ontzien gemelde
Adam in zijn verdere voorsz. eygen pond met veel
verwoetheyt en boosaardigheyt aan te grijpen
en hij haar tot difencie weder aangrijpende de muts van haer hooft
treckend eyndelijk in die pond over
malkanderen zijn heengevallen
en weder opstaande dezelve
meyd zeer desperaat uyt de pond is uytgelopen,
zeggen, zo een donderse cantoerdief,
galgedief die scheurt mijn muts zo.
Voorts verklaeren de eerste en derde getuyge Cornelis Wijkveen
en Susanna Hebert tezaemen, dat
het geval int opzigt tot het mes dat den
requirant in zijne handen zoude gehad hebben
en in de gemelde verklaering gemelt, zig in
dezer voegen heeft toegedraegen, dat het
onwaerachtig is dat den requirant zig met zijn
mes in postuur gestelt zoude hebben, of met
het mes eenige defencie bedreygingen of quade
bewegingen, hetzij met woorden of daeden gemaakt heeft, direct of
indirect, maar dat thoen Fite Gerlop
tegens den requirant zeyde, wat zeg je pontedief?
den requirant reets het mes al in zijn handen
had, alzo den requirant bereyts bezig was daar meede de zuyger
van de pont te smijten en dat dienvolgende
dat mes niet voor den dag is gekomen, ter
oorzaeke van de voorsz. questie ook hetzelve
geenzints heeft getrocken, maar dat
thoen gemelde Fite Gerlop hem requirant aansprak hetzelve al in
zijn handen heeft gehad en daarmede ten tijde
van die aanspraak stont te arbeyden
aan de zuyger van zijn pont, dog dat
zij getuygen in tegendeel gezien
hebben dat den requirant zelfs het mes dat hij all /
in zijn handen had zodrae
voorsz. Fite Gerlop hem requirant aansprak,
aanstonts benedenwaarts heeft laeten hangen in plaats
van daarmede als quaats
te bedrijven, dat daarop des
requirant zoon dat met uyt zijn
hand heeft genomen en hij het-
zelve aan zijn zoon heeft gegeven zonder eenige wijgering,
zo ook zaag die Fite Galop in handen had genomen.
Voorts verklaeren de tweede en derde getuygen, dat na-
dat alle de voorsz. questien geeyndigt waeren, de
meergemelde Abraham Cohen Rodrigues met zeer
veel drift op de
trappen van des requirants kelder gaande staan,
tegen den reqairant zeyde, kom er nu maar uyt, jouw schelm,
nu wil ik met uw vegten, ik zal twee kruyers
op u afsturen, zijnde den requirant niettegenstaande
die uutdaging egter in zijne kelder gebleeven.
Laastelijk verklaart de laaste getuyge, Elsje
Jansen, dat zij, als dienstmeyt ten huyze van den
requirant wonende, zeer wel weet nadat die questie
was voorgevballen, dat ter wooning van den requirant is gekomen
de opgemelde Fite Gerlop, dat des requirants
huysvrouw tegen hem zeyde, dat hebt gij slegt
genoeg gemaakt, daar hij op antwoorde, ik heb
dat zo niet gemeent, eyschende daarop een glas
bier, t'welk zij vervolgens aan hem overgevende
en hij Fite Gerlop hetzelve in de hand nemende,
zeyde, ik mag de dood aan dat bier drinken
als ik het met quaataardigheyt gedaan heb
en hetgeen hij tot vier maelen toe heeft gerepeteert,
zeggende tegen des requirants huysvrouw, huur
het huys hierboven, ik wil wel bij u komen woonen
en ƒ 50 tot verzekering op hand geven, want ik
wil bij die moffin, de vierde getuyge in
voorsz. verklaering, genaamt Gezina Pieriks,
daarmede denoterende, niet langer woonen, zijnde
als thoen alle questien tusschen hen afgedaan,
gevende voor redenen van wetenschap als in den text
bereyd zijnde yeder deszelfs gedeposeerde
met eede te sterken, gepasseert in Amsterdam voorsz., present
Jacobus Wachtets en Aarnold Campen, als getuygen.
Mariea Koenders
Susanna Hebert
Cornelis Wijkveen
X Dit is gestelt door Elsje Jansen
J. Wachtets
A. Campen
Jan Nijnland

jairvandijk zei op di, 09/05/2023 - 10:58

Beste Geert, 

Ontzettend bedankt, heel duideljk nu. 

Bedankt voor de moeite.

 

Jair van Dijk

Reageer op dit bericht

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.
Slechts één bestand.
10 MB limiet.
Toegestane types: png gif jpg jpeg.