Het gaat hier feitelijk niet om een echtscheiding, maar om een dubbele trouwbelofte. Henrick Pijnssz blijkt de Gorinchemse Catherina Marysals (vermoedelijk een verbasting van het patroniem Marcelis) beloofd te hebben met haar te trouwen, terwijl hij dat eerder al gedaan had aan een vrouw in Engeland. Volgens kerkelijke en wettelijke opvattingen destijds was bij het uitspreken van wederzijdse trouwbeloften al sprake van een verbintenis die niet zonder juridische gevolgen eenzijdig kon worden verbroken; dit zou feitelijk tot de 30-er jaren van de 20e eeuw nog het geval zijn, al werd dit niet tot nauwelijks meer als juridisch argument gebruikt. Hendrick voelt zich het meest verplicht zijn belofte aan zijn Engelse verloofde na te komen. Door Catherina te ontslaan van hun wederzijdse trouwbelofte zorgt Hendrick dat zij geen verplichtingen daaromtrent tegenover hem heeft en er ook niemand is die op grond daarvan bezwaar kan maken tegen eventuele nieuwe trouwplannen van Catherina met een andere partner. Ik ben overigens niet helemaal zeker over het patroniem/de achternaam van de predikant die genoemd wordt.
Naerdyen vo[or]n[oemde] Henrick {Pijnssz} voor den kerckenraet der
Duytsche kercken binnen Londen in Engelant opentl[ijck] bekent en[de]
verclaert heeft hemzelven grootelijcx vergrepen te hebben in de
beloifte bij hem alhier tot Gorinche[m] gedaen aen een jonghe-
dochter genaempt Catherina Marysals, daer aen hij bekende
qualicken en[de] nyet eerlijcken gedaen te hebben, overmidts hij tevoern
verloift en[de] verbon[den] was aen een vroupersoon in Engelandt,
totte welcke hij naer zijne conscientie hem meest verobligeert
kende, ende zoo hij die voors[zeyde] Catharina van [den] beloiften
tusschen hen beyden geschiet
ontslagen heeft, als blijckt bij de brieven zoe van [den] kerckenraet
tot Lond[en] voors[eyt] als van de zelven Henrick zelfs geschreven
opten XVen enden XIIen junii anno 96, bij Henricus Rolandus,
dienaer des Godlicken Woirts den magistraet alhier geexhibeert.
Soe is bij dezelve magistraet belast zulcx te registren zoo tot
ontlastinge van [den] voors[zeyde] Catherina als om te voorcomen de zwaringhen
die daeraf zouden mogen comen. Act[um] d[en] IIIen julii 1596.
Aart van Beuzekom
zei op woensdag 19 mei 2021 - 13:36