Dispuut Overcamp-Indervelde in 1652

Hendrick van Covercamp is de klager, de dijkgraaf Quirinus Indervelde is de beklaagde.

Hendrick verklaart dat hij in het bedijkte land van Oosterweel (een verdwenen dorp ten noorden van Antwerpen, zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Oosterweel) op de Boerinnensluis aan de Schelde heeft gezoeteld: schepen van proviand heeft voorzien.

Bij dit zoetelen heeft hij drie verschillende personen gezoeteld op krediet voor in totaal 769 gulden. Dat krediet verleende hij op basis van de belofte van de dijkgraaf dat die hem deze zoetelingen terug zou betalen en daarvoor zijn huis als onderpand had gesteld.

Hendrick heeft de dijkgraaf aangemaand deze bepalingen te voldoen, maar deze heeft dit onder voorwendsel van diverse smoesjes geweigerd.

Hendricks geduld is nu op en wil niet langer wachten en wil dat de dijkgraaf zijn belofte nakomt. Hij verzoekt dan ook dat de dijkgraaf veroordeeld wordt tot het betalen van het verleende krediet van 769 gulden en tevens tot het betalen van de daarop verschuldigde rente.