Uytgegeven
Op huyden den 24en Augustus 16C seven en tagh-
tentigh compareerde etc. juffr. Maria Wisse, jonge-
doghter alhier woonaghtigh en van competenten ooderdom, de-
welcke verclaerde ten versoecke van mons. Johan-
nes de Lavay, meester goudtsmit, wonnende binnen
de stadt Schoonhoven, alsdat sij comparante
(omtrent aght a negen dagen naer Pinxteren
laetsleden geleden) sonder in den precysen tijdt gehouden
te willen sijn, heeft ten husye van de requirant gesien dat de jongen (die doen tot
den voornoemde requirant aldaer woonde) is aenge-
sproken geweest van den requirant, dat hij soude
wederom geven het gelt, 't welcke hij uyt de
lade van den requirant genomen hadde, 't welcke hij niet heeft
willen doen, maer dat sij deposante doen vorder gesien
heeft, dat den requirant uyt de sack van den voorsz.
jongen (genaempt Hubertus Santernel) gehaelt
heeft een quart van een cruys rijxdaelder en eenigh
ander gelt, en dat den voorsz. quart rijxdaelder
was deselve die den requirant die a vier uyren
van tevoren ontfangen en in de laede
voorsz. hadde gegoeyt. Reden van wetenschap
gevende sij deposante dat haer het voorsz. stuck
gelt gepresenteert wierde om te sien (door-
dien des requirants suster het mede besagh en niet wel en
kende, met dat het wat afgesleten was) of het
voorsz. stuck gelt goet was, en dat den gemelten
jongen seyde (als het uyt sijn sack gehaelt
wierde) dat hij niet anders uyt de laede
genomen hadde als den voorsz. quart rijxdaelder
met drie enkelde schellingen en dat het ander gelt sijn eygen was, pre-
Johan van Breda
zei op zaterdag 17 december 2022 - 13:48