Delft 1664

Op huyden den 18 December anno 1664 compareerde
voor mij Cornelis van Osch, openbaer notaris
publicq, bij den Hove van Hollant geadmitteert, tot Leyden
residerende ende den naegenoemde getuygen, Jan van der
Kley, backersknecht, out ontrent 18 jaren, wonende
in de Nieuwe stege, ende Gertruyt Jacobsdochter, onge-
huwede persone, out omtrent 20 jaren, wonende in de
Sonnevelt stege, beyden binnen dese stad,
dewelcke bij haere .manne ende vrouwe ware woorden
op trou ende vromicheyt in plaetse van eede, ten versoucke
van Frans Lantschot mede wonende in
Sonnevelt stege binnen dese stede hebben verclaert waeragtig
te wesen, eerst de voorsz. van der Kley alleen, dat op
Sondag voorleden acht dagen sijngeweest den deser
des smergens de colcke na acht uyren
hij deposant sooals hij alsdoen over sijn meesters deur lag uyt-
druckelijck heeft gesien dat den requirant hebbende sijn handen
in sijn rocklijve onder sijn armen geslagen is comen
gaen de Sonnevelt stege uyt tot aen den duer van
Johannes Bristo, mede wonende an de Nieuwe stege
schuyns over de huisinge van sijn deposants meester en dat hij op den-
selven deur van Johahnnis Bristo geklopt hebbende
eyndelijck door Maria Bartholot des voorsz. Bristoos
dienstmaegt is ingelaten geworden, welcke dienst-
maagt soo als hij deposant op het opendoen van den deur oock
uytdruckelijck heeft gesien in haer onderklederen
was, soodanig dat hij deposant doen oordeelde dat
deselve dienstmaagt doen maer eerst
van haer bet affquam, dat oock soo als den
requirant in het huys van Bristo was ingegaen de deur
toegesloten is geworden sonder dat hij deposant
middelwerwijle hij nog over de deur is blijven leggen
heeft gesien dat den requirant het huys van voorsz.
Bristo weder is uytgecomen, verclaert
nu de voorsz. Geertruyt Jacobs alleen dat sij oock op
Sondag acht dagen geweest sijnde den sevenden deser
sooals sij buyten haer meesters deur op  straat sting
besig sijnde met een emmer water uit te gieten en
mede uytdruckelijck heeft gesien dat den requirant met
een grau rockgie en roo muylen aen is ge-
comen uyt sijn huysien staende schuyns over haer
deposants meesters huysien ende dat den requirant sijn een hant

Geert, 

Bedankt voor jou hulp. Door de tekst door te nemen, zie Ik nu pas dat nog een deel ontbreekt. Zou je dit ook kunnen doen. Alvast bedankt voor uw bereidwwilligheid.

geslagen hebbende in het rockje onder sijn
armen voorts van sijn huysing is gegaen de Sonneveltstege
door na de Langebrugge toe, dat oock den requirant
weynig tijts aengecleedt sijnde sij deposante alsdoen weder
heeft gesien dat den requirant hebbende sijn hant onder
sijn rockje gesteken doen hij als voren in sijn huysing
was affgegaen wel is gecomen van de
Langebrugge gaende d'Sonneveltstege door na de
Nieuwe stege verclarende voorts sij deposante dat sij
tijde den requirant uyt sijn huysing quam ende doen hij
corts daeraen weder in de Langebrugge affquam
geensints heeft connen bemercken off er eenig-
sints bespeuren dat den requirant onder sijn rockje
yetwes hadde offte droeg, maer het schien wel
vandien dat hij was sonder eenigen swaert bij hem te
hebben.

Wijders niet getuygende presenterende dese tot allen
tijden nader te bevestigen, consenterende
voorts hieraff attestatie gelevert te renderen.
Aldus gedaen ende gepasseert binnen der voorsz.
stadt Leyden, present P. V. Scharpenbrant
ende Wilhelmus du Bois, alsgetuygen ten
desen versogt.
Jan van der Klij
Gertrey Yacobs
P. van Scharpenbrant, 1664
P. d. Bois, 1664
Twelck ick getuyge C. van Scharpenbrant, notaris publicq

Opmerking: de naam van de notaris in het eerste deel heb ik aanvankelijk
verkeerd gelezen. Zijn naam moet zijn: Cornelis van Scharpenbrant

Geert

Van harte bedankt voor de bijkomende tekst.

Het is nog een leuk verhaal ook.