Op de website van het Zeeuws Archief vond ik laatst bijgevoegde scan van een brief van mijn bet-bet-bet-bet-betovergrootvader Pieter Beun uit 1647. Hij was op dat moment voorganger van de doopsgezinden in Groede in Zeeuws-Vlaanderen, en betrokken bij pogingen om toestemming te krijgen voor het houden van kerkdiensten in een door de doopsgezinden aangeschaft huis in Groede.
Kort voor het schrijven van de brief, gericht aan een medestander, is een delegatie van de Heren van het Vrije (de lokale overheid) bij het huis wezen inspecteren. Ze hebben beloofd snel rapport uit te brengen zodat het Vrije een besluit kan nemen. Maar Pieter Beun vertelt in de brief dat hij vernomen heeft dat de lokale predikanten en de Heren van het Vrije achter de schermen hebben afgesproken de besluitvorming zo lang mogelijk te traineren. Hij vraagt om advies bij volgende stappen. Het zou overigens nog tot 1657 voor er officieel doopsgezinde kerkdiensten mogen worden gehouden - en dan niet in Groede maar in het verderop gelegen Nieuwvliet.
Transcriptie
Ik had hiervoor nog nooit eerder zulk oud schrift proberen te lezen maar ben, mede dankzij de oefentools van deze site, toch al een eind gekomen. Er zijn echter nog wel woorden en een paar zinnen die ik niet begrijp. Voor een deel misschien ook omdat ik niet altijd de 17e-eeuwse "lettergreeptekens" herken, voor een deel omdat het handschrift naar de rand van het papier toe soms slordiger wordt. Ik heb wel de indruk dat hij "vlot", dus vloeiend, schreef - hij was het volgens mij wel gewend om dit te doen.
Hieronder mijn transcriptie. Iedere hulp met mijn vraagtekens (of andere fouten die ik gemaakt heb) wordt zeer gewaardeerd!
Uter[?] Grou, den 30e Julij 1647
Eersamen goeden vrijndt Gillaert Willeboers[?], naer[…]
groete, is desen dinende om te laten weeten onsen wedervaren.
Op gisteren sijn de heeren van tVrije bij ons geweest om het huijs
alsmede de plaetse te besichtigen, en nae dat set beijde
besichticht hadden seijden sij het rapport te doen aen het
college en ons op saterdach eerst comende te antwoorden.
Maer sij begeerden seer op ons dat wij noch 1 a 2 plaetsen souden
opsoeken di wat verder van het dorp waren, omdat sij de[?]
kerck[eraet?] en de hoeftmannen beter contente m[…]
doen en sijs[?] alsoo [ver]trecken[?].
Nae dato heb ick [verstaen?] dat onse eene hoeftman [Jan?] [Jansen?]
met een van de predicanten van Middelb[urg] genaemt Cleinck[?]
soo mij gesecht is, gisteren voor de middag bij de heeren
van tVrije hebben geweest [en?] seer veel reden gebruick
hebben mette [heren?] en eindelick besloten is dat de heeren van
tVrije onse antwoorde soo lanc of moogelick is souden ophouden
en onderwijlen soude soo veel gedaan woorden bij eenige alst
mooglick soude weesen om te beletten. Ue gelive sullikes in
overlech te nemen en komet gelegig met Vandervechts te
[ver?]spreken. Wij en konnen niet mee als eene reise [?????]
bij dHeeren van tVrije gesardt[?] worden, en dat is slechts alle
Saterdach in[?] gevalle wij [haer?] in [?] volgen Sij konnen ons alsoo
hiuden[?] lopen een lange tijd, en wij sijn buiten de Grou in
een schuere gegaen om te prediken en alsoo de [oets?] aen
komdt de lijden sullen de schuere vandaen krijgen [en?] van de
langer uijtstellen komt selden wat goedts.
Ick wensche soo Ue als Vandervechts advijs te mogen hebben
voor saterdach waermede eindigende. Sijt Gode in genade bevolen
van Ue [???] vrijndt en dienaere
Piter Buen
Context van de brief
Het was op dat moment nog (Tachtigjarige) oorlog, en in de regio werden regelmatig vestingen en stadjes veroverd door de troepen van de Republiek, dan wel de Spanjaarden (later ook de Fransen) - en vice versa. Het aantal doopsgezinden was er nogal toegenomen door emigratie van deze groep uit Vlaanderen (de vader van Pieter Beun was ook met zijn gezin gevlucht uit Elverdinge bij Ieper). De Republiek was toleranter dan de Spaanse inquisitie - maar dat wilde zeker niet zeggen dat de (pacifistische) doopsgezinden populair waren in deze grensregio in oorlogstijd. Dat veranderde pas na de "berenning van Aardenburg" in het rampjaar 1672 door een Frans leger, toen de doopsgezinde bevolking zijn reputatie redde met belangrijke ongewapende ondersteuning bij de strijd (en met succes: een handvol burgers slaagde er met minimale verliezen in de duizenden Fransen af te slaan).
Dat de dopers in 1647 zomaar kerkdiensten mochten houden zonder aanstoot te geven was dus geen vanzelfsprekendheid. Omdat Groede in Staats-Vlaanderen lag moest toestemming hiervoor komen van de Staten-Generaal in Den Haag. De lokale overheid (Het Vrije van Sluis) speelt hierbij een bemiddelende rol - of dat was in elk geval de bedoeling: onder druk van de lokale Nederduits-gereformeerde predikanten doen "de Heren van het Vrije" er juist alles aan om de Staten-Generaal af te houden van het verlenen van toestemming. Een sleutelpositie hierbij had ongetwijfeld Cornelis Musch uit het gelijknamige boek van Jean-Marc van Tol. De corrupte Musch was namelijk niet alleen Griffier van de Staten-Generaal, maar ook nog eens Hoog-Baljuw van het Vrije van Sluis. Raadspensionaris Jacob Cats had financieel flink geïnvesteerd in droogmalingen in de regio (Cadzand), hij zal er eveneens op gebrand zijn geweest om sociale onrust onder de gereformeerde meerderheid van de bevolking te vermijden.
Het verhaal van de vermaning (doopsgezinde kerk) in Groede staat overigens uitgebreid beschreven in Zeeland, Tijdschrift van het Koninklijk Zeeuws Genootschap van Wetenschappen, Jaargang 6, nummer 3, september 1997, https://www.tijdschriftenbankzeeland.nl/issue/zld/1997-09-01/edition/0/…
De brief van Pieter Beun wordt hier ook aangehaald - zodoende ben ik hem op het spoor gekomen. Maar ik wilde hem natuurlijk wel zelf lezen!
Herman Beun
zei op maandag 11 mei 2020 - 18:53