Mijn heer,
Nae toewenschinge van gesontheyt en welstant
tot uwer Edeles nieuw opgenomene bekommerlijke
cherge, remonstrere dat als testamentaire
voocht, buten de weeskamer, genoegsaem alleen overschietende
over de twee naegelatene weeskindren van zailiger Johan
van Assendelf, geprocreeert bij mijn zaliger suster Geertruyd
van Oosterwijck, de sorge tot hare alimentatie en
verdere behoeften, onder goedtkennen der achtbare heeren
weesmeesteren tot Leyden, waernemen, ick over den
dochter Adriana en mijn suster Maria Oosterwijck,
over de soon Jacob van Assendelf, tegenwoordigh
sancta criptura theologiæ studiosus ter accademie tot Leyden.
hebbende de gewoonte de restitutie van ons verschot,
mits rekeninge overleverende, te versoeken en
ontfangen door zaliger de heer C. van Berendreght
uwer Edeles voorsaet, te dien eynde sent mijn
suster door hare dienstmaeght, brengster deses, aen
U Edele de rekeninge van haer verschot van penningen
ten behoeve van Jacob van Assendelff, valt wat
buten ordinair groot bij geval van nieuwe collegien,
boeken en verder toekomende winter provisie, dogh
evenwel bij mij oversien sijnde, bevinde volgens
mijn susters gewoonlijcke sorghvuldige menage
ontrent dien jongelingh, alles nootsakeleijck, ende
terwijl de handt met lust en een stil godasaligh
leven aen dese ploege geslagen heeft, oordele
dat, onaengesien het proper capitael noghtans
de saecke onder Gods segen en goede menage
dient volvoert. Versoeke dierhalven ende
consentere (voor soo veel mij belanght) dat toonster
deses, of Jacoba van Assendelft de verschoten penningen
ten behoeven van mijn suster werden behandight,
waermede ons vruntschap sal geschieden, die
besluten met eerbiedige groetenisse en presen-
tatie van onsen dienst, en blijve
Mijn heer uwer Edeles
ootmoedige dienaer
L. Ab. Oosterwijck
[in de marge:] Maas Sluys 1 October 1681
Marike Aerts
zei op vrijdag 22 mei 2020 - 11:48