In het Utrecht archief vond ik de boedelbeschrijving van mijn voorouder Cuijntgen Reijers.
De acte is dusdanig lang, dat ik 'm niet als bijlage kan plaatsten op dit forum (pdf documenten worden nl. niet geaccepteert).
De acte is hier te vinden (klikken op het plaatje): https://hetutrechtsarchief.nl/onderzoek/resultaten/archieven?mistart=40…
Het is me niet gelukt de acte volledig te transcriberen; er resteren enige woorden alsmende wat twijfelgevallen (aangegeven in geel), waaronder een afkorting "p" welke een aantal keren terug komt. Ik heb hier voor "penningen" gekozen, maar het kan ook "pay" zijn, of "bedrag."
Gezien de lengte van de tekst is het niet nodig mijn transcriptie volledig na te lopen, maar enkel te letten op de "gele woorden" in de tekst.
Ik heb gevonden:
noot: doorgehaalde punten zijn niet opgenomen in de transcriptie;
ik heb tevens bij elk pagina einde het pagina nummer opgenomen
Inventaris en boedel
cedulle doen maken bij
Henrick Lambertsz, we-
duwnaer ende boedelharder
van za(liger) Cuijntgen Reijers
sijne overl(eden) huijsfr(ou)
van staet des boedels,
sulcx d’selve geweest is
op date van haer
overlijden, gevallen den
[niet ingevuld] Augusti 1662
Omme tot v(er)stant twelcken
invent(aris) te geraken staet
voor eerst te letten dat
volgens huwelijxen voor-
waerden in dato den 26en
Junij 1655 tusschen par-
thijen geweest is gemeen-
schap van goederen.
Ende onverminder den
boedlharder sijn voordeel
ende vorder recht, te leveren
pertinenten staet en (de) invent(aris)
soo poseert den boedelharder
tgene hier na volcht.
i. Capittel van //1
Clederen tot lijve vande
boedelharder specterende
Alsoo alle den clederen
van boedelharder, linnen
ende wolle, [ge…] …..
volgens den [ore…] [vordelijck]
sijn, en voor uijt competereren
dient ’t selve tot nihil?
ii. Capittel van clederen
linne en wolle, gout en
en silverwerck tot des overl(endens)
lijve behorort hebben.
[De..…] bij de mombers
vande voor en nakinderen
van de overl(edene), bedongen is
dat deselve, alle de cle-
clederen, goudt en silver-
werck van haer moeder
sullen genieten (uijtgesondert
een dubbelden hoepringh
die den boedelharder be-
houden sal, volgens den uijtcoop … van [sijnde?], dient ’t selve
mede tot nihil
Den heuijck vande boedelharders
moeder //2
iii. Capittel van onroeren(de)
goederen
In den eersten sekere
huijsinge ende hoffsteden met
sijn toebehoren, ende die
twee cameren daer aen
behoren(de), staen(de) & gelegen
aen (de) Kerckdijck van Westb(roek)
sijnde erffpachtgoed van (de)
Huijsen Zuijlen.
Noch acht mergen lants
in ’t seck van Westbroeck
met [de…..] daer op staen
daer onder noch sijn twee
erffpachtgens huijsgens en
erffgens daer op mede aen v(oor)sz.
Kerckdijk staen(de).
Item twee graffsteden
in (de) kerck van Westb(roeck).
iiii. Capittel van //3
Linnewaet
- dertien slaeplakens
- thien slopen
- twaren tot de wever
soo fijn als groff tot
vijftich ellen lakens
- een cruijsbeelt tafellaken [voordeel]
v. Capittel van //4
Bedden en(de) hun toebehoren
sitcussens [etc]
- drie bedden met hun toe-
behoren, soo van dekens,
linne, als behangsel
- drie stoelcussens goet
en quaet
- een schoorsteencleed..
vi. Capittel van houtwerck
- drie kassen groot en
cleijn
- vier eijcken kisten
- een spiegel //5
- een vleijskuip
- twaelff stoelen
- een eijcken bedstede
- een water emmer
- twee etens tafeltgens
- een lepelhuijsgen
- een cleermant
vii. Capittel van tinnewerck
- eene en twintich tinne
schotelen groot en cleijn
- vier tinne kommen
- een waterpot
- een tinne vlesch //6
- een tinne ondersteeksel
- een tinne soutvat
- ses tinne kannen
groot en cleijn
- twaelff tinne lepelen
met eenich out tui
viii. Capittel van coperwerck
- drie coperen ketels
groot en celijn [voordeel]
- drie coperen potten [voordeel]
- een bedpan
- een coperen blaker
- een boeckweijten koexenpan //7
ix. Capittel van ijserwerck
- een hangijser
- twee vouthengels
- twee roosters
- een vleijs vorck
- drie halen
- een haelspit
- een keers snuijter
- een hackmes
- een heert ijser
- een ijseren plaet
x. Capittel van aerdenwerck //8
------------------------------------------------------------
[ingevoegde bladzijde m.b.t. andere acte ?]
- een tange [vordeel]
- een rooster [vordeel]
- een vouthengsel [vordeel]
- een asschup [vordeel]
- een pan [vordeel]
- een hangijser [vordeel] //9
------------------------------------------------------------
- vier aerden testen
- een grooten aerden kan
met een tinne lift
xi. Capittel van
haeff en beesten
met de instrumenten
daer toe behoren(de)
- twee koeijen
- twee veersen
- drie pincken
- drie kernen
- drie dreeck tonnen
- vier melck emmers
- een boter vlootjen
- vier jucke met een ijseren
kettingh //10
- Eenige andere instrument-
gens van cleijnre weerden.
xii. Capittel van winckel-
waren met tgene daer
toe behoort
- de winckel waren van
meel en broot met tgene
tot de cruijdeniers winckel
specteert sijn geestimeert
tot veeertich guld(den), dus XL L (gulden)
- een fornuijs ketel en
trogh, twee houten
shoten
- een tafel
- een kool trecker
- een vier ijser // 11
- een broot tonne met
ijseren hoepen
- eenige meel tonnekens
- een toon-banck
- een kaes kas
- twee tinne trechters
- een tinne meel-lepel
- drie paer coperen
schalen
xiii. Capittel van
inschulden //12
- …. Willem Verwijn
chirurgijn in Westb(roeck) is
schul(dig) p(enningen) rest van cooppenn(ingen)
van ’t huijs van (de) boedelhar-
ders vader za(liger): twee hon-
dert vijftich gul(den). ii CL (gulden)
- Jan Bosch in Westbroeck
een renteobl[igatie?] van hondert
gul(den) dus i C (gulden)
- ende noch twee jaren
renten van dien t lesten
v(er)schenen den iien febr(uar)ij 1663
tot X (gulden)
- Gerrit Thonisz Bos te Achtthien-
hoven een capitael van
vijftich gul(den L (gulden)
- Van Willem Petersz in
Achtthienhoven rest een
termijn der cooppenn(ingen) van een
stuckgen veenland in Westb(roeck)
ofte den [affgr..] van dien tot
vijff en t seventich gul(den) LXXV (gulden) //13
- Jacob Hendricksz in
Westbroeck van gehaelde
waren, seventich gul(den) LXX (gulden)
- Gerrit Jacobsz Lam voor
een halff jaer huijshuer
in nov(ember) 1662 v(er)schenen XI (gulden)
- Comt van Evert Gerrit
Hermansz snijder van camer-
huijr ut s(upra) v(er)lopen III (gulden) X (stuijvers)
- Jacob Willemsz in Achtthien-
hoven van v(er)teerde gelagh IIII (gulden) XV (stuijvers)
- Hendrick Willemsz, breij-
aen (de) rode brugge is schul(dich)
van gehaelde messen XX (gulden)
- Catreenten Thijsz tot
Camerick is schul-
dich van geleverde
hennip XXII (gulden) // 14
- Hendrick Kansz in den
Kabel ut s(upra) X (gulden)
- Aelbert Jansz van een
halff jaer erffpachts
v(er)schenen in nov(ember) 1662 I (gulden) XV (stuijvers)
- Jan Arien Thijmansz van
gul(den) waren acht ende twin-
tich gul(den) XXVIII (gulden)
- comt van Cornelis
Meertensz ut s(upra) V (gulden) V (stuijvers)
- comt van ettel(ijcke) perforen
van gehaelde waren vol-
gens ’t schultboek in-
v(er)scheijde cleijne penningen tijchens
veertich gul(den) XL (gulden)
quade inschulden
- Jan Jacobsz Lam in //15
Westbroeck van ge-
haelde waren, vijfthien gul(den) XV (gulden)
- comt van den pander
Bor van Weijden van
een peert, twaelff gul(den) XII (gulden)
xiii Capittel van lasten
des boedels
- ende eerst van
uitcoopspenn(ingen) van (de) kin-
deren
- Rutger Jacobsz voorsoon
van Jacob Gerritsz ende
sijn eerste huijsfrou die na-
derhant getrout is ge-
weest aen overl(edene) in dese
comt penningen rest van sijn vaders
en moeders goet met sijn
voordeel, volgens uijtcoop IIC LXXX (gulden)
- idem comt van geleent
gelt LXXX (gulden)
- den weert aen (de) voetangel
comt XX (gulden) // 16
- ende van een halff jaer
renten vandien tot nov(ember)
1662 VI (gulden) V (stuijvers)
- de vier voorkinderen
van (de) overl(eden) comt van
hare vaders goet, ieder
twee hondert vijftich gul(den)
bij uijtcoop, makende te
samen duijsent gul(den), dus I M (gulden)
De voorsz. vier voorkin-
deren en d’twee nakin-
deren van (de) boedelharder
comt elcx (boven ’t gout
en silverwerck van de
overl(edene) met hare clederen
volgens ingestelden uijtcoop)
[met de[sen] … sijn de lasten v(er)mindert …]
voor hun moederl(ijcke) erffe-
nisse hondert t’sestich
gulden, bedragende
honbdert t sestich g(u)l(den)
dus alsen IXC LX (gulden) //
- de voorgeroerde acht
mergen lants in ‘t iiien
capittel van des invent(aris)
geroert waren ten tijden
van ’t affsterven van (de) overledene’s
beswaert met elff hondert
g(u)l(den) cap(itae)l, doch heeft hij
boedelharder daer van affge-
lost vijff hondert g(u)l(den) en ….
jegens opgenomen om de
mindere renten ses hondert g(u)l(den)
ende de overige penn(ingen) gebruijct
tot betalen van (de) renten van ’t v(oor)sz.
affgeloste cap(itae)l ende andere
schulden in desen niet geex-
presseert, dus capitael I M IIC (gulden)
- rest noch twee jaren renten
van voorsz. ses hondert g(u)l(den), die blijven
staen sijn(de) over de jaren
1661 en 1662 v(er)schenen
seventich g(u)l(den) LXX (gulden)
- Barent Walichsz rest van
cooppenn(ingen) van (de) v(oor)sz acht
mergen lants twee ende
tachtich g(u)l(den) LXXXII (gulden) //18
- Aen secretaris Zwaerdecroon ….
voor ’t procureren van v(oor)sz.
opgenomen ses hondert g(u)l(den)
mette gerechtel(ijck) leges van (de)
plechte van dien ende is XVII (gulden)
- den brouwer in (de) roos, van
ge(leverde) bieren, twee hondert
thien g(u)l(den) IIC X (gulden)
- Goossen Francken van
koegelt en(de) gel(evert) koorn XVIII (gulden)
- Aen Ghijsbert Thonis Reijersz
van varen van aerde XL (gulden)
- Aen Lambert Hermansz
cloving van goet coorn XIIII (gulden)
- Aen visscher de Laken
coper in de Weert van laken XXXII (gulden) X (stuijver)
- Dirck Jansz in Westb(roeck)
van hennip XXXIII (gulden)
betaelt van ’t v(er)hogen van [grassen?] //19
- Aen Jan Vos in(de) Weert
van gel(evert) meel XXXIII (gulden) X (stuijvers)
- Jan Bor den pander
van ongelden XVI (gulden)
- Aen ontfangen van(de) do-
meijnen van coninx cij(n)s
1661 XXII (gulden)
- Aen schout van West-
broeck rest van ongelden XL (gulden)
- Aen Wulff Arien van
geleent gelt bij obli[gatie?] LXXV (gulden}
- ende van rente van dien
over de jaren 1661 en 1662 VIII (gulden)
- Aen H(eer) van Suijlen van een
thient de a(nn)o 1662 LXV (gulden)
- Jan Gijsberts breij van
koop van een koe LX (gulden)
- den coorncoper Pauw van
gel(evert) coorn, ses hondert g(u)ld(den) VIC (gulden) ///20
- Willem Corn(elis) aen Blau-
capel als rest van een koe XIIII (gulden)
- Corn(elis) Wijnen van gel(evert)
rogge XXXVI (gulden)
- Goossen Francken van hoorn-
gelt en geslacht 1662 XVII (gulden)
- Aen de keijser boven in(de)
stadt Utrecht won(ende) van rog XXXII (gulden)
- Aen H(eer) van Dinteren van seep X (gulden)
- Aen brouwer tot Vleuten
van bieren XXX (gulden)
- aen Jacob Loduwijxsz
van seep cij(n)s 1662 XXX (gulden)
- den beschuijt backer comt XXX (gulden)
D(e) H(eer) Henrick Guint van
gel(evert) hennip en(de) van mobilen
terff huijs van Gerrit Ban-
crissz gecoft XXI (gulden)
- Jacob Loduwijxsz noch van
seep cij(n)s 1660 XXX gulden
- den schout van Westb(roeck) van on-
gelden ut s(upra) v(er)lopen LV (gulden) // 21
- den houtcoper Marten
Luijten van gel(evert) hout XXXIII (gulden)
- Peter Barentsz, schout tot
Suijlen penningen rest van coop
van een slaechtbeest X (gulden)
- aen een man aen(de) Steen-
straet van gecofte clederen X (gulden)
- aen de man in ’t melck-
meijsgen bij de Weertpoort
van gehaelde stofen XVI (gulden)
- aen (de) ter-man tot
Amsterdam van twee
tonnen ter a 11 gul(den) XXII (gulden)
Den secretaris Zwaerdcroon
van ’t minuteren van dese
invent(aris) met ’t dubbelt van-
dien, ’t schrijven van uijtcoop
en(de) andere besoignes bij XXI (gulden)
Den boedelharder moet Gerrit
Jaconsz, haer voorsoon voeden
bij uijtcoop, 2 jaren, jaarl(ijks) tot
hondert gul(den) te 200 gul(den)
en(de) dien selven noch ge…een …
pack cleders tot nihil //22
XXIII Capittel van doodt
schulden
Alsoo den boedlharder
geen [pertinente?] aenteckeningen
van dootschulden heeft
gehouden, en dat desleven
uijt de gerede penn(ingen) sijn
betaelt, soo wort alhier
gebracht voor de helft
ten minsten L (gulden)
Welcken v(oor)sz. inventaris des boedelhar-
der bij dese v(er)claerde gemaect te
hebben na sijn beste kennisse & wetenschap,
sonder daer inne ietwas dolo malo, ofte
ter quader trouwen gestelt ofte v(er)swegen
te hebben, protesteren ingevalle na-
maels bevonden mochten worden dat
deselve met enige goederen in, uijt, ofte
dootschulden vermeedert of te ver-
mindert moste worden, hij deselve daer
naer sal doen dresseren, begerende daer inne
te wesen onbehaelt en(de) sijn goet recht
onvercoort t’oircon(de) deses bij hem onderteijckent den
IIIen octob(er) XVIc drie en tsestich.
{Hendrick Lambertsz}
mij p(rese)nt
{H. Zwaerdecroon, 1663, not(ari)s}
Louis v. V.
zei op woensdag 27 januari 2021 - 09:37