Attestatie dd 18 september 1693 – deel 1

Op huyden den 18en September 1693
compareerden voor mij Adriaen Leeuwenhoeck,
notaris publicq, bij den Hove van Holland geadmitteerd,
binnen der stadt Delft residerenden ende voor de
naergenoemde getuygen Jan Celius van Levenhoven,
wonende op Maassluys ende Hendrick van Oorden, wonende alhier, beyde
deurwaarders van des gemeene lants middelen, dewelcke ter
requisitie ende instantie van Andries de Mons en Jan van
Rhijn, impostmeesters van den impost op 't bestiael over den
dorpe van Maaslandsluys, van den lopenden termijn
op den eed ten aenvanck van haer voors. bedieninge gedaen,
verclaerden waer en waaragtigh te sijn, dat sij deposanten
op vrijdagh den 11en deser lopende maand September 1693,
benevens en ten versoecke van den tweeden requirant
sijn geweest ten huyse van Jan Vrijenbergh, vlees-
houder en speckvercoper tot Maessluys voors. ten
eynde om aldaer peylinge wegens den voors. impost te
doen, dat alsdoen door den eersten deposant in sijn
voors. qualiteyt ter presenite van den tweeden requirant
aen de huysvrouwe van den voorn. Vrijenbergh, sijnde gevraagt
off sij geen speck in huys hadde, de voorn. huysvrouwe
daerop heeft geantwoordt, neen, dat den voorn. Vrijenbergh
mede aldaer present en besigh sijnde met een schaep
te slaghten, daerop aenstonts heeft gesegt ongehouden
te sijn daerop te antwoorden, gelijck hij den eersten
deposant oock heeft gescholden voor een schelm en
diergelijcke, met bijvoeging dat hij deposant uyt den
huys soude hebben te vertrecken, dat daerop gesegt
sijnde dat hij deposant eerst sijn dingen most doen,
den voorn. Vrijenbergh noghmaels heeft gesegt dat hij
soude vertrecken, gevende met eenen den eersten
deposant een sware slagh in sijn aengesigt, gelijck hij
daerop oock een hout heeft genomen en onder verscheyde
scheldwoorden nogh heeft gedreygt den eersten deposant