Met het Latijn in het begin en aan het eind kan ik niet uit de voeten. De rest
lukt me wel.
Eodiem die . . . . . . ess 9e augustus 1670 coomparunt
coram administrator Adolphus van Dael et respondit
liluellum (?) hodie . . . . . . . . . .
op den 1e seght dat den heere drossaert den eedt
die breucken heeft doen aenseggen, sonder dat
hij alnoch daerover is geamendeert.
Op den 2e seght dat Helena Leyen bij hem gedaechde
is blijven woonen tot dat die citatie van den gees-
telicken hove aen hem is geinsinueert worden,
seggende voirders dat hij mit deselve Helena
geene vleeselicke conversatie gehadt
en heeft, naerdat den heere drossaert hem
gedaechde die breucke aengeseght heeft voor
ontrent dry maenden.
Op den 3e seght dat daechs naerdat die citatie
geinsinueert was, die voorsz. Helena sich uyt
des gedaechdens huys vertrocken heeft.
Op den 4e seght niet te weeten off iemant
daerinnen gescandaliseert is geweest
habita prælectura ...
Alef van Driell
Eric
zei op woensdag 7 december 2022 - 10:00