1688 testament du Molijn blz 1/7

blz 2/7

blz 3/7

blz 4/7

blz 5/7

blz 6/7

blz 7/7

sorry voor de vele text.

Den 7en Augusty 1688
Compareerde etc. sr. Coenraet Dagefos,
koopman tot Leyden als executeur
van den testamente van wijlen d'heer Jan
du Moulin die in sijn leven canonick
was geweest ten dom alhier t'Utrecht,
mij notario bekendt, ende exhibeerde den
comparant aen mij notario en naebeschreven getuy-
gen den originelen beslooten geweest
ende geopent sijnde testamente van
opgemelten heer Jan du Moulin, luydende
van woorde te woorde als volght,
Ick Jan du Moulin, canonick ten dom
alhier, verclare bij desen, terwijle ick noch
door Godes genade mijn verstand, sprake,
sinnen ende memorie noch hebbe en gebruycke,
van meyninge te sijn van mijne tijdelijke
goederen te disponeren, waartoe ick al op
den 25 Augusty 1678 van den Ed. Hove
van Utrecht hebbe verworven octroy
uyt kraghte vandien ick voor eerst
dan revocere, wederroepe, doot ende te
niette doe alle voorgaande testamenten,
codicillen, giften ende makingen
bij mij voor date deses in eeniger wijse
gemaeckt, gedaen ofte gepasseert, alle
deselve houdende voor nul, krachteloos en
als niet gedaan off verleden, en soo dan
opnieuws disponerende, verclaere voor
eerst te legateren aan joncvrouwe Catharina Zas /
weduwe van wijlen Harman van Asperen,
bij dewelcke ick logere ende aen Maria van
Asperen, dochter van gemelte Harman
van Asperen, tesamen off met haar beyden
eens de somme van driesuysent achthondert
gulden en daartoe noch alle de restanten
van mijn voorsz. canonicale prebende,
die op mijn affsterven te goede verscheenen
en noch onbetaelt te sijn bevonden sullen
worden, mtis dat uyt deselve restanten
vooraff betaalt sullen worden alle de
achterstallige ongelden vandien en alsulk
op de last van deselve ongelden, mitsgaders
noch alle de meubilen en huysraat die
ick eenighsints metter doot achterlaten
sall, sonder eenige vandien uyt te sonderen,
mits dat uytte voorsz. mobilier vooraff
eerst sal genoten worden bij voornoemde
Maria van Asperen mijn groote eycken
poortkas, alle het lijnwaet daeronder
meede verstaande t'lijwaet tot mijnen
lijve behoorende, oock noch mijn ledicant
met sijn behangsell, bed, peulue, oir-
kussens, deeckens en matras daerop ick
slaepe, doch dit alles met die meyninge,
begeerte ende last nochtans, dat de voorsz.
joncvrouwe Catharina Zas en Maria van
Asperen met haar beyden off tesamen
sullen moeten uytkeeren en voldoen de /
oncosten over mijne uytvaart ende
begraaffenisse te vallen, mitsgaders
de salarissen voor visitatien en leverancis
van medicamenten van doctoren, apo-
thecarissen en chirugijns op mijn overlijden
bevonden te worden onbetaalt te sijn,
bovendien dan noch hebben uyt te keren
aan Anneken de Vivi, weduwe, wonende
alhier, eens de somme van driehondert gulden,
te betaelen een maant naar mijn doot,
daaraff eenhondert gulden en van jaar
tot jaar daaraan van de overige twee
hondert gulden t'elckens eenhondert gulden
precies en dat sonder interest ende
eyntelijck dan noch eens uytkeerende de
somme van eenhondert gulden aan Sijchie
van Asperen, haarluyder behoud suster ende
moeye, die stom is, off aan Machteldt
van Asperen, dochter van wijlen Thomas
van Asperen, haerluyder nichte, tesaemen
off aan een van beyden alleen, naar
haarluyder discretie off goetvinden.
en wat nu belangende zij alle mijne
vordere off overige goederen van wat
specie, conditie off nature die sijn
off namen hebben mochten en waer
oock gelegen, geene uytgesondert, daar-
inne verclare tot mijn eenige ende /
universele erffgenaem te noemen ende
te institueren joncvrouwe Margaretha de
Vivi, huysvrou van do. Jacobus Dagefos,
predicant tot Waelwijck en dat met
vollen rechte van institutie en met
uytsluytinge van allen anderen, op de
last, dat de voorn. mijn erffgenaem
sal hebben uyt te keeren aan haar oom
Samuel de Vivi tot sijn onderhoudt de
somme van tachtigh gulden jaarlijx sijn
leven lanck geduyrende, en langer niet,
ende aan Catharina Moulin weduwe van
Pieter Jamet jaarlijx de somme van een
hondert gulden, mede haar leven lanck
geduyrende en langer niet, begeere
voort dat mijn voorn. erfgenaem noch
sal hebben te voldoen t'geen ick monde-
lingh off onder mijn handschrift aan
d'een off d'andere noch soude mogen
komen te legateren, als sulx willende
hebben gehouden te worden off t'hier
in desen mede waere geinsereert, allen
t'welcke verclaere te wesen mijn testa-
ment ende uytterste wille, begerende
dat hetselve naar mijn overlijden plaets-
grijpen ende effect sorteren sall, als
sulcx, codicille off andere forme van /
leste dispositie. T'oirconde hebbe ick desen
ondertijkent met voornemen die te sluyten
en met een notariale acte naerder
te laeten bevestigen. Actum Utrecht
den 12en July 1688, was ondertijkent
J. Moulin, onder stondt mij present
en was ondertijkent Ca.v. Doorn notaris.

In dorso stondt: Op huyden den 12en
July nae d'oude stijl des jaars 1688
compareerde voor mij Carel
van Doorn, notaris publicq, s'Hoofs t'Utrecht,
binnen Utrecht residerende ende bij
borgemeesteren ende vroedschap derselver
stad geadmitteert, int bijwesen der naebe-
noemde getuygen, d'heer Jan du Moulin,
canonicq ten dom alhier, mij notario
wel bekent, niet wel te pas van lichaem,
op een stoel sittende, dan sijn verstandt,
spraacke, sinnen en memorie wel hebbende
als bleeck, die verclaerde in dit toegevouden
en met mijns notaris pitcier op drie
plaatsen in rooden lacque toegenayt blad
papier door mij notario beschreven en bij
sijn Ed. onderteyckent te zijn, sijn testament
en uytterste wille, begeerende dat het-
selve nae sijn affsterven plaatsgrijpen
ende effect sorteren sall, als sulcx, codicille
off ander gedaente van leste dispositie,
stellende bij desen tot executoirs vandien /
sr. Coenraet Dagefos, koopman tot Leyden,
met begeerte dat desen twee dagen naer
sijns comparants doort sal werden geopent int
bijsijn van d'heer Jacob van Wijck, canonick
St. Marien alhier en bij voorafflijvigheyt
van hem in presentie van d'heer Jacob
van Solingen, en dat dan nae acht dagen
van sijns comparants begraaffenisse ende
eerder niet eenige visie van desen sijnder
testamenten inhoudt sal werden gedaen
tot Leyden aan dengeenen aan wien sulx
sal behooren. Aldus gedaen t'Utrecht ter
woonplaatse van den heere comparant bij de Witte
Vrouwenbrugh, ter presentie van dhr.
Henrick van Solingen en Pieter van
Doorn, getuygen hiertoe versoght,
des avonds tusschen vijff en ses uyren,
was ondertijkent J. Moulin, H. v. Solingen, P. v. Doorn,
Ca. v. Doorn, notaris

Stondt noch aan de wederzijde: Den 7e
Augusty 1688 is desen testamente, besloten
geweest zijnde, geopent, volgende acte daar-
van voor mij notario en seeckere getuygen
ten prothocolle gepasseert binnen Utrecht,
was ondertijken Ca. v. Doorn, notaris, ende
naerdat desen tegen den voorgeseyden
testament en actiens respective bij mij
notario in presentie van den naebeschreven /
getuygen gecollationeert en daermede
accorderende bevonde waren, soo was 't
dat den comparant den voorsz. originelen
testament weder naer hem genomen
heeft, voorts versoeckende dat t'voorschreven
affschift vandien ten prothocolle
van mij notario gebracht en daarvan
acte of vidimus in forma verleent mochte
werden, die dese is, om hem comparant ende
andere sulcx raackende in tijd en wijlen
te connen off mogen dienen naar
behooren. Aldus gedaen in den sterffhuyse
van voorn. ged. heer Jan du Moulin,
staande bij de Wittevrouwenbrugh ter
presentie van dhr. Jacob van Wijck
vooren genoemd en Piter Versaet, ge-
tuygen hiertoe versocht, Coenraed Dagefos
Jacob van Wijck
Pieter Versaet
Ca v. Doorn notaris

Hartelijk dank, Geert, voor uw hulp met deze lap tekst!