Ick, onderschreven, bekenne ontfangen te hebben
wt [=uut] handen van Wilm Jansen van Erekum, schout van Tuyl,
den somme van twee ende twentich gulde, hercomende
van een sluyske aen den es, van geleverde calck ende
steen ende arbetslooen, gemaeckt in het jaer 1664.
Oorcont beteycket den 4 augusti 1664.
[+ Dit is het merckt[eecken] / van Fop Jansen]
----
Op den 23 decemb[ris] 1664, int het dorp Tuyll aen mee-
vrouw de Bije van weghen de meulen schuldich wesen
van interesten, ter somme van tweehondert en neghentse-
ventich gulden en[de] neghen stuyvers
Den 3 julii 1664 is den heer richter Marten Hell ende de[n]
heer secretaris De Cocq als direceur van den watermeu-
len aen Marten van Bolmet van verloopen interesten ver-
schult geweest ter somme van --- 101 - 13 - 4
Den 22 augusto en[de] 30 septemb[ris] 1664 is Corst Corstenss
uyt twee sistincte brieven van [den] verloopen intresten
van de gemelte heeren aencomende, ter somme van drie-
hondert dartich guldens ende negenthien stuyvers
Stan de Jongh
zei op zaterdag 25 september 2021 - 16:54