Overslaan en naar de inhoud gaan

Forum

1790 akte met verklaringen mbt gestolen wasgoed op de bleek

Hallo, de bijgevoegde akte heb ik zo goed als geheel kunnen ontcijferen, maar dat lukt bij sommige woorden helaas niet. 

Wie kan mijn transcriptie nakijken en zo nodig aanvullen en/of verbeteren?

Alvast heel erg bedankt!

Met vriendelijke groet, Maria

Mijn transcriptie: 

Compareerden voor mij Pieter Jacobus Scheurleer, notaris bij den Edele Hove van Holland geadmitteert, resideerende te Amsterdam. — Juffrouw Annatje Boorn Huijsvrouw van de na te meldene requirant Johannes Badenhuijzen woonende aan de schans bij de Haarlemmerpoort, in ’t IJzigt, Wijbrand Wijbrands Eemenszoon en Eeme Wijbrands beijde molenaars, woonende op ’t Smallepad, bij de Haarlemmerpoort mitsgaders Johannes Cappel Corporaal onder de Compagnie van Capitein Tierrij, woonende of in plaats slaapsteede leggende in de Tiggelstraat bij de angeliersgragt over Seepziederij. allen getuijgen van competente ouderdom onder waarheijd getuijgenis te geeven, de welken bij deezen ten requisitie van Johannes Badenhuijsen meede alhier woonachtig als booven in ‘t IJzigt en ten behoeven van die geenen die ’t verder zouden kommen of moogen aan gaan voor de zuijvere en oprechte waarheijd hebben getuijgd en verklaart, dit volgende

Eerstelijk verklaart zij eerste getuijgen in deese, dat zij op Woensdag den Elfde Augustus deeses jaars door haar meijd en schoonmaakster toen bij haar woonende en werkende het goed op de lijst welke aan degrosse deeses met ’t cachet van mij notaris is geannesxeert geworden staat gespecificeert hebbende laaten wassen ’t zelve ten bleek heeft laaten leggen op de schans aan de haarlemmerpoort onder ’t vak van de moolen de Beer, van welken Moolenaars van die moolen (sijnde de tweede getuijgen in deesen en eenen Wiebe van Oostrum) zij geyuijgen permissie had om aldaar haar goed te moogen laaten bleeken — dat also zijn getuijgen haar goed daar hebbende leggen des voormiddags op die dag nog eens haar Meijd bij haar goed heeft gesonden om ’t zelve te hoozen, die dat verrigt hebbende ’t zelve in orde bevond, dog des na de middags van die dag werden na ’t goed willende gaan kijken thuis kwam en haar getuijge berigte dat al haar goed weg was en sij daar niets van gesien of gevonden had, dat daarop zij getuijge zelve in persoon na de schans is gegaan om naar haar goed  te verneemen aan een soldaat daar de wagt hebbende gevraagt heeft of die ook wist waar dat goed ’t welke daar te bleek geleegen had gebleeven was, die haar getuijgen berigt gaf, dat het door de militie was opgenoomen geworden. 

Voorts verklaarden de tweede en derde getuijgens in deezen dat na hun best onthoud in de maand augustus deezes jaars zouden in ’t preciese van den tijd geensints bepaald te willen zijn, de eerste getuijgen in deesen eenig goed op de schans bij zijn tweede getuijgens moolen ten bleek hebbende leggen (en dat wel met permissie van hem tweede getuijge als de schans in huur hebbende) door de persoon van Willem Kooren junior, woonende aan ’t blaauw hoofd binnen deese stad, met een corporaal twee soldaaten bij zig hebbende dat goed is opgenoomen geworden, hij derde getuijgen van sijn moolen sulks ziende aan deselve Willem Kooren junior heeft toegeroepen dat dat goed van de juffrouw uijt ’t IJzigt was, dat hij dat moest laaten leggen, waarop deselve Willem Kooren junior in substantie hem getuige antwoorde of toeriep dat scheelt mij niet, waarop hij tweede getuijge van sijn huijs aankoomende om na zijn moolen te gaan dat Willem Kooren Junior dat goed door twee soldaaten liet opneemen teegens hem zeijde Willem Baas, daar doe je slegt aan, dat je van die luijden dat goed laat opneemen, terwijl het onder de correspondentie van de moolen leijd, waarop hij Willem Kooren junior hem getuijgen antwoorde, dat dondert niet, aen als jij wat te zeggen hebt dan ken je aan de wagt koomen en desponeeren daarover, alles met  sulke bewoordingen in substantie die zin of beteekenis hebbende, verklaarende  zij tweede en derde getuijgens nog dat deselve Willem Koorne juniornietteegen staande ’t afraaden van hun beijde getuijgens, evenwel ’t goed liet wegneemen, door de soldaaten heeft laaten brengen in de Wgt of ’t Wagthuijs aan ’t blaauwhoofd, alwaar deselve Willem Kooren junior na bij woonagtig is, Eijndelijk verklaart de laatste getuijge in deesen Johannes cappel dat hem geyuijge zo hem voorstaat in de maand augustus deeses jaars zonder de preciese tijd te konnen bepaalen of dien dag of datum onthouden te hebben of daarin bepaald te willen zijn, op order an de Moolenaar van de moolen de Bok, genaamt Willem Kooren junior, op de schans aan ’t blaauwhoofd, hij getuige als corporaal van de aldaar te dien tijd wagt hebbende manschappen met twee soldaaten tot adsistentie bij zig  gegaan is op deselven schans bij de moolen genaamt de Beer om goed dat daar ten bleek was leggende opteneemen en dat veerigt hebbende ’t selve goed op order van gemelde Willem Kooren junior heeft doen brengen in hun wagthuijs aam ’t blaauwhoofd, alwaar ’t selve is verkogt geworden voor vijftien guldens aan een der militairen daar wagt hebbende dat hij getuijge bij ’t opneemen van ’t goed gehoort dat de tweede getuige wijbrand Wijbrands […] gesegt heeft teegend deselve Willem Kooren junior laat dat goed leggen, daarop deselve Willem Kooren junior gesegt heeft dat dondert niet, ende hij Willem Kooren junior selve ’t allen eerst […] aan ’t werk sloegen om ’t goed op te neemen 

Geevende zij getuijgen voor reedenen van weetenschap ieder deselfs verklaarden zeer wel tw weeten ende ten vollen bewust te zijn ’t selve so als hier vooren in den tekst staat vermeld te hebben […]  bijgewoont en ondervonden bereijd sijnde zij getuijgens ieder deszelfs verklaarden […] met Eede te bevestigen Geopasseert te Amsterdam voornoemt in presentie van Gerrit Waakhuijsen en Andries de Reus als getuijgen

’t recollement luijde Wij Burgemeetseren en regeerders der stade Amsterdam doen […] een gelijk dient behoord certificeerende voor de waarheijd dat voor ons gecompareerd zijn Annetje Voorn Huisvrouw van de natemelden requirant Johannes Badenhuijsen, Wijbrand Wijbrands Eemeszoon en Eemen Wijbrands mitgaaders Johannes Cappel en hebben bij solemneele Eede ter requisitatie van boven genoemde Johannes Badenhuijsen getuijgd en verklaard, voorenstaande verklaaring hun door den ondergesz secretaris voorgeleezen waarheijd te zijn en daarbij te persisteeren zoowaarlijk moest hun deposanten God Almagtig helpen […] deezer steede […] ter zaake hieronder gedrukt de 26 November 1790 = was onderteekend 

 

Reacties (1)

Geert Ouweneel zei op zo, 11/23/2025 - 12:32

De correcties en aanvulling staan in hoofdletters

 

Compareerden voor mij Pieter 
Jacobus Scheurleer, notaris 
bij den Edele Hove van Holland 
geadmitteert, resideerende te Amsterdam. 
Juffrouw Annatje VOORN, 
huijsvrouw van de na te meldene 
requirant Johannes Badenhuijzen 
woonende aan de schans bij de 
Haarlemmerpoort, in ’t IJzigt, 
Wijbrand Wijbrands Eemenszoon 
en 
Eeme Wijbrands beijde 
molenaars, woonende op ’t 
Smallepad, bij de Haarlemmerpoort 
mitsgaders 
Johannes Cappel Corporaal 
onder de Compagnie van Capitein 
Tierrij, woonende OF IN SLAAP-STEEDE
leggende in de Tiggel-
straat bij de Angeliersgragt 
over DE Seepziederij. 
allen getuijgen van competente 
ouderdom OM DER waarheijd ge-
tuijgenis te geeven, de welken 
bij deezen UIJT LIEFDE TOT EN
VOOR DEZELVEN ten requisitie 
van Johannes Badenhuijsen 
meede alhier woonachtig als 
booven in ‘t IJzigt en ten behoeven 
van die geenen die ’t verder 
zouden KONNEN of moogen aan-
gaan voor de zuijvere en 
oprechte waarheijd hebben 
getuijgd en verklaart, dit volgende

Eerstelijk verklaart zij eerste 
getuijgen in deese, dat zij op 
Woensdag den Elfde Augustus deeses 
jaars door haar meijd en 
schoonmaakster toen bij haar 
woonende en werkende het goed 
op de lijst welke aan de grosse 
deeses met ’t cachet van mij notaris 
is geannesxeert geworden staat gespeci-
ficeert hebbende laaten wassen 
’t zelve ten bleek heeft laaten 
leggen op de schans aan de haar-
lemmerpoort onder ’t vak van 
de moolen de Beer, van welken 
Moolenaars van die moolen (sijnde 
de tweede getuijgen in deesen 
en eenen Wiebe van Oostrum) 
zij getuijgen permissie had om
aldaar haar goed te moogen 
laaten bleeken, dat also ZIJ 
getuijgen haar goed daar hebbende 
leggen des voormiddags op 
die dag nog eens haar Meijd 
bij haar goed heeft gesonden
om ’t selve te hoozen, die dat 
verrigt hebbende ’t selve in 
ORDER bevond, dog des na de 
middags van die dag WEEDER 
na ’t goed willende gaan 
kijken THUIJS kwam en haar 
getuijge BERIGTEN dat al haar 
goed weg was en sij daar 
niets van gesien of gevonden 
had, dat daarop zij getuijge 
zelve in persoon na de
schans is gegaan om NAA 
haar goed  te verneemen aan 
een soldaat daar de wagt 
hebbende gevraagt heeft of die 
ook wist waar dat goed ’t wel-
ke daar te bleek geleegen had 
gebleeven was, die haar getuijgen 
berigt gaf, dat het door de militie 
was opgenoomen geworden.

Voorts verklaarden de tweede 
en derde getuijgens in deezen 
dat na hun best onthoud in de 
maand augustus deezes jaars
ZONDER in ’t preciese van den 
tijd geensints bepaald te willen 
zijn, de eerste getuijgen in deesen 
eenig goed op de schans bij zijn 
tweede getuijgens moolen ten 
bleek hebbende leggen (en dat 
wel met permissie van hem 
tweede getuijge als de schans 
in huur hebbende) door de 
persoon van Willem Kooren 
junior, woonende aan ’t blaauw 
hoofd binnen deese stad, met 
een corporaal twee soldaaten 
bij zig hebbende dat goed is 
opgenoomen geworden, hij derde 
getuijgen van sijn moolen sulks 
ziende aan deselve Willem 
Kooren junior heeft toege-
roepen dat dat goed van de 
juffrouw uijt ’t IJzigt was, dat 
hij dat moest laaten leggen, waar-
op deselve Willem Kooren junior 
in substantie hem GETUIJGE ant-
woorde of toeriep dat scheelt mij niet, 
waarop hij tweede getuijge 
van sijn huijs aankoomende om 
na zijn moolen te gaan, ZIENDE 
dat Willem Kooren Junior dat 
goed door twee soldaaten liet 
opneemen teegens hem zeijde 
Willem Baas, daar doe je slegt 
aan, dat je van die luijden dat 
goed laat opneemen, terwijl 
het onder de correspondentie 
van de moolen leijd, waarop 
hij Willem Kooren junior 
hem getuijgen antwoorde, dat 
dondert niet, aen als jij wat 
te zeggen hebt dan ken je 
aan de wagt koomen en DISPO-
NEEREN daarover, alles met  
sulke bewoordingen in sub-
stantie die zin of beteeke-
nis hebbende, verklaarende  
zij tweede en derde getuijgens 
nog dat deselve Willem 
KOOREN junior nietteegen-
staande ’t afraaden van hun 
beijde getuijgens, evenwel 
’t goed liet wegneemen, door 
de soldaaten heeft laaten 
brengen in de WAGT of ’t Wagthuijs 
aan ’t blaauwhoofd, alwaar 
deselve Willem Kooren junior 
nabij woonagtig is, 
Eijndelijk verklaart de 
laatste GETUIJGEN in deesen 
Johannes CAPPEL dat HIJ 
GETUIJGE zo hem voorstaat 
in de maand augustus deeses 
jaars zonder de preciese 
tijd te konnen bepaalen of 
dien dag of datum onthouden te hebben of 
daarin bepaald te willen zijn, 
op order van de Moolenaar van de moolen 
de Bok, genaamt Willem 
Kooren junior, op de schans 
aan ’t blaauwhoofd, hij GETUIJGEN 
als corporaal van de aldaar 
te DIER tijd wagt hebbende 
manschappen met twee soldaaten 
tot adsistentie bij zig  ge-
gaan is op deselven schans 
bij de moolen genaamt de Beer om goed 
dat daar TER bleek was 
leggende opteneemen en dat veerigt 
hebbende ’t selve goed op order 
van gemelde Willem Kooren 
junior heeft doen brengen 
in hun wagthuijs aam ’t 
blaauwhoofd, alwaar ’t selve 
is verkogt geworden voor 
vijftien guldens aan een der 
militairen daar wagt hebbende 
dat hij getuijge bij ’t opneemen 
van ’t goed gehoort dat de 
tweede getuige Wijbrand 
Wijbrands EEMESZOON gesegt 
heeft TEEGENS deselve Willem 
Kooren junior laat dat goed 
leggen, daarop deselve 
Willem Kooren junior gesegt heeft 
dat dondert niet, ende hij Willem 
Kooren junior selve ’t ALLER eerst 
DE HAND aan ’t werk SLOEG 
om ’t goed op te neemen .

Geevende zij getuijgen 
voor reedenen van weeten-
schap ieder deselfs 
verklaarden zeer wel 
TE weeten ende ten vollen 
bewust te zijn ’t selve so als 
hier vooren in denTEXT 
staat vermeld te hebben
GEHOORD bijgewoont en 
ondervonden, bereijd sijnde 
zij getuijgens ieder des-
SELFS verklaarden SO-
LEMNEELIJK met Eede 
te bevestigen 
Gepasseert te AMSTELDAM
voornoemt in presentie 
van Gerrit Waakhuijsen 
en Andries de Reus 
als getuijgen.

’t recollement luijde 
Wij BurgemeeSteren en regeerders der 
stade Amsterdam doen CONT een YGELIJK 
dient behoord certificeerende voor de 
waarheijd dat voor ons gecompareerd zijn 
Annetje Voorn Huisvrouw van de 
na te melden requirant Johannes 
Badenhuijsen, Wijbrand Wijbrands 
Eemeszoon en Eemen Wijbrands mitgaa-
ders Johannes Cappel en hebben bij 
solemneele Eede ter requisitatie van boven-
genoemde Johannes Badenhuijsen 
getuijgd en verklaard, voorenstaande 
verklaaring hun door den ondergesz 
secretaris voorgeleezen waarheijd te 
zijn en daarbij te persisteeren zoo waar-
lijk moest hun deposanten God Almag-
tig helpen, DES TÓIRCONDE deezer steede ZEEGEL 
ter zaake hieronder gedrukt de 26 Novem-
ber 1790 = was onderteekend.

Reageer op dit bericht

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.
Slechts één bestand.
10 MB limiet.
Toegestane types: png gif jpg jpeg.