1701- semi procedural deed

Dear Anne,

This is indeed an interesting deed. It concerns an official declaration made by Petronella van Dijsel, widow of Leenderd vanden Let (who was a pottery baker in the pottery called De Paauw [The Peacock]) and her daughter Anna Maria vanden Let, unmarried daughter (come of age, so 25 years or older), both living in Delft at the request of Heijnricus Cleffius and Theodorus Witsenburgh, both pottery bakers in the pottery factory called De Starre.

They have declared it to be true that Gaspar Gonnaet, potter, was been a servant at the pottery factory De Starre since 1696 and had been a potter now for one year. They declared that he had made some pottery used for putting flowers in for them. When they paid him for this and on other occasions they had asked him whether he was allowed to make pottery pieces for another factory than the one he worked for.

They declared that he responded that he was allowed to make pottery for them and also for Mesch, because he had stipulated for this when he drew up his contract with De Starre.

To me, it seems that both women as well as the pottery bakers who requested their statement wanted to have a formal confirmation to prove they had not been acting illegally by using the services of a potter from another pottery.

Dear Anne,

I made a transcription for you. At first it looked like a very easy document to read, but it turned out that the handwriting is very sloppy and quickly written, but the result you can see below. Afterwards I give some explanation.

Op huijden den 13 december 1701 Compareerden voor mij L. Koel, Notaris Publicq bij den Hoove van Holland geadmitteert binnen de stad Delft residerende, ter presentie van nabeschreeven getuijgen: Juffrouwe Petronella van Dijsel, weduwe van saligher Leenderd vander Let, geweesene plateelbacker Inde plateelbackerije vande Paauw, ende Juffrouw Anna Maria vander Let, beiaarde dogter vande voornoemden Petronella van Dijsel, beijde woonende binnen deese stad, dewelcke verclaarden ter requisitie van Sinjeurs Heijnricus Cliffius ende Theodorus Witsenburgh, plateelbackers Inde plateelbackerije vande Starre, hoe dat waar ende waaragtig is, dat Gaspar Gonnaet, plateel draaijer  geduijerende den jaere 1696 tot nu toe, sonder Inden precijsen tijd te willen sijn behaalt, en terwijl In dienst is geweest als knegt op ende Inde plateelbackerije vande Paauw, voor haer deponenten heeft gemaact ende gedraaijt eenige bloembennetjes, dat voorts waaragtig is, dat sij deponentenop de betaalinge als andersints bij wat voor occasie haar deponenten haar ook onbekent, denselven Gonnaet ook wel hebben gevraagt, off wel voor haar winckel mogt wercken, off niet was verpligt Inde Starre, sij deponenten verclaaren denselven Gonnaet ten antwoort ontfangen te hebben dat sulx mogt doen voor haar deeponenten, als ook voor Mesch? (sten)daegs daar bij, "want dat staat In 't contrack ende dat heb ik In het contract bedongen." Eijndigende hier mede haar getuijgenisse geevende voor reedenen van kentenisse haar van 't selve wel te weeten, wijders sulx gehoort ende gesien te hebben, ende voorts als inden text presenteerende het selve des noots sijnde, nader met Eede te stercken. Consenteerende hieruijt acte Judicam Forma. Aldus gedaen ende gepasseert binnen Delft voorschreeven, ter presentie van: Arent Vosmaar ende Christiaen de Man, notaris clerken, als getuijgen ten deesen versogt. 

Pieternella vander Leth

Anna Maria vander Leth

Arent Vosmaer

Christ.: de Man 

Luden Coel notaris

Dear Anne,

I see that René has already given a very good explanation of the text. I hope you can work further on with this document.

Happy hunting information in your Delftware research project!

Greetings,

Dennis